13 maart 2010

Voorzichtig

Na al die tijd lees ik het interview, dat nu gepubliceerd is. Voorzichtig, dat zie ik net onder de titel staan. Een bijzondere herinnering aan het gesprek zelf, een gesprek met tijd, met een dierbare vriendin, die er een mooie tekst van maakte. Heel even een beetje in de war tijdens de fotosessie. Het is altijd gemakkelijker om aan de andere kant van het fototoestel te zijn. En toch gebeurde het allemaal. Een tijd geleden al. En nu is het er. Nog voor ik een halve bladzijde ver ben, schuiven de tranen al over mijn gelaat. Alles is er even weer. Ik zou iets of iemand willen vastnemen, om het leven te ruiken, en te voelen dat het warm is. De woorden staan er. Iets van het leven is enkel in die woorden. Ze zijn te betasten, ze zijn daar, terwijl ik in het kijken even hier ben.

Hoe je soms toch weer ongeduldig kunt worden. En je afvraagt of zij die je lief zijn het ook wel weten. Of je het wel genoeg gezegd hebt. Of je niet te vaak dacht: dat zeg ik een volgende keer wel. Zouden ze het weten? Hoe je ineens elke dag ineens weer ziet als een laatste dag. Of als een dag die de laatste dag zou kunnen zijn. En je je afvraagt of je alles genoeg opgeruimd hebt. De kamer van je leven. Of je zacht genoeg geworden bent om alleen maar te luisteren naar wie bij je is, en alleen maar dat verhaal door je heen te laten stromen. Of je genoeg liefde gegeven hebt. Of je genoeg koestert in de kamer van je hart wie jouw leven veranderde en wie bij je was in de diepste oase. Hoeveel keer kleine of grote nee je op die vragen kunt verdragen. Dat je het geprobeerd hebt, zeg je tegen jezelf. Dat is ook al iets, zeg je daarna. Maar of dat wel genoeg is, je weet het niet.

Het leven goed vasthouden en er voorzichtig mee omgaan. Misschien zou wiegen als woord beter zijn dan vasthouden. Wiegen in je armen. Zoals je zelf soms wel zou willen gewiegd worden, en zoals je een ander zou willen kunnen wiegen. Soms zou je het willen zeggen aan een ander. Laten we even alles vergeten wat er is, alles wat afgelijnd en bepaald is, alles wat is zoals het hoort te zijn, en laat me je gewoon even wiegen in mijn armen. Zo ook het leven vasthouden. Als een kostbaar goed. Iets dat in je handen is gelegd. Door al wie er niet meer is. Ook zij wilden bij het leven blijven, maar het ging anders, en zij vertrokken uit het leven, of het leven uit hen. En voor ze weg waren, legden ze het in jouw armen. Als een kind in een doek gerold. Een dunne doek, die alleen niet voor genoeg warmte kan zorgen. Je korte en te hoekige armen zijn ervoor nodig. We lenen het leven, zo lang het bij ons blijft, en het kan er alleen maar zijn door het leven zelf. Je moet ademen om het te kunnen koesteren. Je moet leven om het leven te kunnen bewaren, zo lang het bij je wil blijven.

Of je wel dankbaar genoeg bent. Of er geen dag is die ongemerkt voorbij gaat. Zonder een besef van dank, voor weer een dag. Alleen dat zou een verloren dag zijn. Het kleine ritueel aan het einde van elke dag is misschien al genoeg. Je weet het niet. Zou je niet meer moeten doen, voor wie niet of nog niet het geluk kreeg verder te mogen leven? Als dank.

Je ziet de ogen weer van wie naast je was, toen. Wie bang was om je te kunnen verliezen. En hoe dat je verwarde. Wie je vroeg, zonder het te zeggen, om zeker te blijven leven, als dat zou kunnen. En na al die jaren, is iets uit die ogen nooit verdwenen. Het is goed om er steeds lang genoeg in te kijken, denk je.

En de kwaadheid, de nauwelijks te verwoorden razernij. Soms denk je aan de lijnen uit een Engels gedicht. Je kunt er woorden mee maken, of beelden. Je wordt zo moe van die kwaadheid, telkens weer. En als je zou kunnen bidden, zou je bidden dat die kwaadheid je nooit zal verlaten. Het vermogen tot kwaadheid, het beweegt ergens tussen liefde en verantwoordelijkheid.

En de zee. Ze was er toen het begon. Je ging naar haar toe, en vroeg wat je moest doen. Ze zei niets. Je vroeg of het goed zou komen. Ze zei niets. Je moest wachten. Tot ze je zei, die ene ochtend, dat het wel goed zou komen. Hoe je even rustig werd, en hoe net daarna de koorts je als een plotse tornado velde. Tot twee keer. En hoe het daarna allemaal begon, alles wat er moest gebeuren. En hoe je terugging naar de zee, toen het voorbij was. Of toch voorbij genoeg. En hoe je alleen nog maar terug kunt keren naar de zee, telkens weer.

Soms zou je traag willen stappen, door het huis of tussen de dingen. Alles van je huid laten afglijden, tot alleen de beweging overblijft, het leven zelf, naakt. Je zou willen weten of je alle ballast hebt laten liggen. Je zou willen weten of niets de wind zou tegenhouden als die bij jouw lichaam komt. Je zou willen weten of je zo de anderen kunt ontvangen. Je zou willen weten of alles voorzichtig genoeg geworden is.

1 opmerking:

Tricky zei

en hoe je hier en ginder zo mooi de dingen schrijft, die in velen van ons leven, of althans toch ook in mij...
en hoe je het leven omarmt en dat ook uitstraalt...
go for it Jan!