05 maart 2010

Is er iets



Wat is er met die muziek? Wat maakt ze zo bezwerend, en zo alwetend? Ze is zo open, en ook zo onbereikbaar. Er is een wijsheid hier, een inzicht, of misschien enkel een ontvangen. Luisteren is getuige zijn. Wat doet het ertoe, wat je allemaal doet, de hele tijd? Wat doet het ertoe, in welke richtingen je loopt? Als die muziek er is. Je staat erbij, en kijkt, enkel naar de muziek. Ze is alleen zichzelf, ze is er. Alsof de vraag zich niet meer stelt. De muziek weet iets. Iets wat je zelf nooit zult weten.

Soms heeft je lichaam achterstand. Het is ergens onderweg blijven hangen, in een kramp. Terwijl je zelf gewoon verder bent gegaan. Zo zou je toch willen denken. Dat je zelf verder kon gaan dus. En het is de adem die je mist. De grote adem, die jouw alles omvat. Die de vertraging in je huid wegspoelt, om alles te omarmen, en alleen die trage beweging nog overhoudt. Wat je achterstand zou willen noemen, is gewoon de afstand tot die adem. Gedwongen tot afstand, aan deze kant van de sloot, terwijl je aan de andere oever zou willen zijn.

Waar kijk je, of beter: waarmee? Je kijkt, en soms weet je, dat je bij die persoon zou kunnen zijn. Dat je veilig zou zijn als je ernaast zou zitten. En soms is het anders. Je stapt op de trein, en gaat het compartiment in. En je weet, dat je niet bij die persoon wil zijn, alleszins niet te dicht. Je vraagt je af waarom je dat denkt. Je zet de dingen op een rijtje, of beter: je probeert te achterhalen welke signalen je zou hebben gezien. Soms besef je dat je te snel te dicht bij een oordeel kwam. En soms denk je dat het goed is dat je hier zit, en niet daar.

Soms zie je de verhalen, in de poriën van die ander. Ze zijn zo dichtbij. Soms kun je ze gewoon laten. Dan kunnen ze nog altijd zelf weten of ze van plan zijn naar je toe te komen. Soms kun je je handen open spreiden, je moet enkel ja zeggen. Soms zie je dat ze te groot zijn voor zichzelf. Dan kunnen er alleen verhalen over de verhalen zijn. Omtrekkende bewegingen. Zoals het leven zelf is.

Je leest in de krant. Over de kus, of beter: de kunst van het kussen. Zo staat het in de titel. Er is een film, zo lees je. Hoe stel je je een film voor waarover je leest? Je ziet de foto’s. Hoe zou het zijn? En wil je het zien? Toch maar wel. Het verwart, verstoort en ontroert. Wat zie je eigenlijk? En wat zou je willen zien, of beter: weten? Even denk je dat je woorden erbij zou willen hebben, of geluid misschien? Waarom eigenlijk? Het is de veelheid die verwart, en de tijd, het duren, denk je even. Misschien zou je willen aangekeken worden, en zo een boodschap krijgen, zo iets kunnen lezen. Zou dat je geruststellen? Je weet het niet.

De moeilijke vragen, zoals: zijn er klachten? Je ligt in de stoel van de tandarts, en verwacht die vraag. En ze komt ook inderdaad. Zou je klachten moeten verzinnen, zoals vroeger zonden in de biechtstoel, omdat je anders zo met lege handen buiten komt? Toch maar niet. Er zijn geen klachten, denk je toch. Tanden zijn gemakkelijker dan een buik, toch wat het woord klachten betreft. De tandarts bevestigt dat volgens haar alles er goed uit ziet. Dus zouden er misschien wel degelijk geen klachten kunnen zijn. En je denkt al aan wat binnenkort zal komen. Maar dan met de buik. En hoe je gaat oefenen om te beschrijven wat normaal is, en wat anderen misschien wel als klacht zouden omschrijven. Hoe gaat het ermee? Moeilijke vraag, maar hanteerbaar. Zijn er klachten? Moeilijker. Maar misschien wel te leren.

De buurman vraagt wat er is, of beter: zegt dat je te laat bent. En dat wanneer je om half acht de deur uit gaat. O ja, zegt hij, je gaat nog naar de markt. En bijna had je uitgelegd waarom je misschien wel iets later was, toch wel bijna enkele minuten. Iets over klachten, maar dat zou een te lang verhaal zijn. Tot je je afvraagt wat het eigenlijk uitmaakt, die paar minuten. Je had ook kunnen zeggen dat je straks nog naar de tandarts moet, waardoor je je voorlopig toch nog niet moet spoeden naar het station. Daarmee zou hij de situatie meteen ook helemaal begrijpen. Maar je doet het maar niet. Je gaat naar de markt. En ruim een uur later vertrek ja naar de tandarts. De buurman is weer op straat. Je zou nog even willen zeggen dat je dus, zoals je eerder al had uitgelegd, maar je had dus niets uitgelegd. Hij knikt en glimlacht gewoon. Meer hoeft er niet te zijn, er is al genoeg.

Geen opmerkingen: