15 mei 2011

De frangipaneverwarring


Ze kan opduiken in je heimelijke verlangens. De frangipanetaart. Of frangipane een verlangen op zich, dan wel een paard van Troje voor andere verlangens is, kan in het midden gelaten worden. Sommige dingen wil je niet altijd weten. Het kan goed zijn ook voor jezelf een en ander in het verborgene te houden, of hoe zegt men dat.

Er bestaat blijkbaar ook iets als frangipanetaartpleinvrees. Zal het mij lukken? Zal ik het aandurven? Zou het niet beter zijn ook dit in het domein van de nooit ingevulde verlangens te laten? Sommige dingen laat je veilig daar. Ze zijn goed voor het mijmeren. Als je eraan zou beginnen, zou je merken dat het ook gewoon wel kan lukken. En dat is natuurlijk een moeilijker vaststelling dan wanneer het tot het einde der dagen bij het niet vervulde zou blijven.

Merkwaardige vaststelling. In je uitgebreide collectie kookboeken blijken nauwelijks recepten voor een frangipanetaart te staan. Misschien is er sprake van een vloek. Of van een geheim genootschap. Occulte kennis die niet zomaar los de wereld in mag gaan. Misschien moet je eerst ingewijd worden in de rituelen, die je daarna traag en in losse en in de wind wapperende en nog veel aan de verbeelding overlatende gewaden moet uitvoeren.

Je gooit je dan maar op het internet. Op zoek naar recepten. Ook dat blijkt niet vanzelfsprekend. Ze blijken bijna allemaal te opteren voor bladerdeeg. Zelf bladerdeeg maken heb je nog nooit gedaan. En in de biowinkel heb je ook nog nooit biobladerdeeg gezien. Biobladerdeeg zou je trouwens toch een beetje doen denken aan de herfst, aan organische seizoenswissels, en aan voor je neus biodegraderend deeg. Door de gaten zou de magische vulling van je taart zomaar de weg naar de kosmos zoeken. En er is natuurlijk ook de professionele trots. Als basis iets nemen dat gewoon uit een pakje komt, dat moet beter kunnen.

Maar het kan dus nog erger. In verschillende recepten lees je: “Je neemt de frangipanemix.” Wat een existentiële onzin. De ingrediënten van het leven moet je toch ook zelf samenrapen, meestal toch. Stel je voor. Op een zondagochtend word je wakker. Het is al schandalig laat, want na negen uur. Je bent even helemaal in de war, omdat je voor de eerste keer die week eens genoeg geslapen hebt waarschijnlijk. Je weet niet meer waar naartoe, waar de zin van het leven is, in dat moment van ochtendlijke verdwazing. Je weet niet meer wat je ultieme bestemming is in dit aardse tranendal. Je vermoedt dat een stevige kop koffie alles zou kunnen oplossen, maar zeker ben je niet. Je beseft dat je nog een mega-afwas van de avond daarvoor moet doen, en dat je je ook nog had voorgenomen om het huis te poetsen. Sommige mensen zouden misschien blij zijn dat je op zo’n moment de mix voor 46-jarigen op een zondagochtend zou kunnen nemen. Maar zo ben jij gelukkig niet. Wie de hemel wil bereiken, zal ervoor gewerkt moeten hebben. En zelfs als de hemel niet bestaat – iets wat je trouwens ook op een maandagochtend beseft – dan nog zal er moeten gewerkt worden. Geen mix dus, toch niet in dit leven.

Het zal een kruimeldeeg worden. Dat valt wel uit andere recepten bijeen te harken. Je negeert de zin “Je neemt het kant-en-klare kruimeldeeg”. Je vult het boodschappenlijstje aan. In de winkel ga je op zoek naar het amandelpoeder. Na heel wat heen-en-weergeloop vraag je toch maar aan de mevrouw waar het amandelpoeder ligt. Dat het naast de amandelschilfers ligt, zegt ze. Die had je wel gezien. Je maakt weer een geweldige indruk hier, denk je. En inderdaad ligt daar een kant-en-klaar zakje met het magische poeder. Aan de kassa vraagt de winkelmevrouw of je een frangipanetaart gaat maken. Er wordt geglunderd. Zou zij ook op de hoogte zijn van het dieperliggende frangipanegeheim?

Je hebt het recept al zevenendertig keer opnieuw gelezen als je je in je keukenschort hijst. Hoeveel gram dat zakje amandelpoeder zou zijn, je weet het niet. Je probeert het met de menselijke balans. In de ene hand een stukje boter, in de andere hand het zakje. Mensen die innerlijk volledig in evenwicht zijn kunnen misschien het evenwicht in hun handen correct inschatten. Misschien werkt jouw weegschaal maar vanaf meer dan 100 gram, of zo. Je weet het dus niet, en alles kan dus nog fout gaan.

Er is natuurlijk ook de fundamentele glazuurkwestie. Zal er een laagje glazuur moeten aangebracht worden? Lekker is het waarschijnlijk wel. Maar het lijkt te gemakkelijk. Zou het niet beter zijn te gaan voor de naakte taart? Voor het niet verhullen van rimpels en de onzekerheden van de huid? Voor de aarzeling in de ogen? Voor de breekbare zwaartekracht van het gemoed? Je doet het zonder.

De taart staat in de oven. Het huis vult zich met lekkere geuren. Je moet sommige dingen af en toe even uit handen geven. In volle vertrouwen dat het ook goed zou kunnen komen. Je hoeft niet gedoemd te zijn.

De affe taart ziet er net echt uit, min of meer toch. Er is sprake van een zekere artistiekerige slordigheid bij het aanbrengen van de reepjes deeg op het hart van de taart. Maar dat zal worden verkocht als het wilde leven, en natuurlijk niet als onkunde. Zo kom je overal wel mee weg.

Wanneer de taart ’s avonds op tafel komt, is er nog enige zenuwachtigheid. Je bezoek is net bezig aan een lang en hartverscheurend verhaal, waardoor ze haar eerste beet nog altijd niet genomen heeft. Je wilt niet onbeleefd zijn, maar moet het toch vragen: “Zou er wel genoeg abrikozenconfituur in zitten?” Het valt mee, zo blijkt. Aan de randjes zit zeker genoeg. De wereld zal vandaag nog niet vergaan.

Geen opmerkingen: