Het kleine bloemblad lijkt verloren. Het ligt daar gewoon. Nog zo vol van kleur, en toch zo ontheemd. Kwetsbaar en naakt. Zou je dat minder zijn als je verbonden was? In dit geval nog verbonden was? Misschien wel. Wie kijkt, ziet de bloem. Niet het kleine blad. Was de bestemming van het blad om bloem te zijn, of was de bestemming van de bloem om blad te worden? Je weet het niet.
Er zijn er die zeggen dat je iets verliest als je jezelf niet kunt verliezen. Is dat zo? Zou je iets verliezen, of zou je enkel iets niet winnen? Misschien is het een kunst jezelf te verliezen. In iets, in een ander. Er zijn mensen die lang wachten eer ze springen, als van een klif. Misschien wachten ze te lang.
Dat je verloren zult lopen in het leven. Je zou het ook als uitgangspunt kunnen nemen, denk je. Al het vinden zou je dan telkens weer verbazen en verrassen.
En de verhalen die je vertelt, en de verhalen die je graag zou willen horen. Ze veranderen niet. Niet echt. Over daar waar de wind niet kan komen. Over iemand die iets in je oor fluistert, waardoor je weet dat je mag gaan slapen. Het kan je overvallen. Het verlangen naar verhalen.
En soms hoop je dat alle anderen wel de weg zien waarop ze lopen. Dat ze vrij zijn. Niet bezwaard, niet meer bezwaard.
Soms raak je je herinneringen aan. Een voor een haal je ze als uit een doos. Heel voorzichtig. Als om je te verzekeren dat niets verloren is gegaan. Je weet dat je niet terug kunt gaan. Je laat ze door je handen bewegen. Snuift de geuren op. En je weet weer hoe het was toen. Toen je op het moment zelf al je voorzorgen nam. Hoe je alles wilde zien en zien en zien, en ruiken. Elk detail. Alles wat je zelf kon doen tegen het verlies wilde je gedaan hebben. In een plots besef van herinneringen die moesten voorbereid worden. Het helpt een beetje, weet je ondertussen. Je legt ze voorzichtig terug in de doos.
Hoe je van jezelf weg kunt drijven. Alle kanten uit. En hoe je terwijl gewoon doorgaat. Terwijl je stil zou willen blijven staan. Om alles weer naar jezelf terug te trekken. Nauwelijks merkbaar je huid weer verzamelen. In de spiegel kijken en zien dat je weer met jezelf samenvalt.
Je kijkt in ogen. Het verlies van toen drukt nog altijd. Het doet je wegkijken, tussendoor. Iets ging verloren. En nu zie je hoe iets is gebleven. Om er altijd te zijn. Misschien kon het alleen gespaard worden om verder te groeien als een aarzelende bloem door het verlies. Misschien kon het alleen zo zichtbaar worden. Je weet het niet.
En zij die er niet meer zijn. Heb je hen verloren? Of de tijd die je met hen had willen zijn? Je hebt een nu verloren. De verwachting dat je zomaar even weg zou kunnen gaan en weer terugkomen en dan een nu betasten. Een nu dat zou kunnen duren. De verwachting van tijd verliezen, misschien is dat het.
Hoe je midden in de nacht wakker kunt worden. En niet begrijpt, nog steeds niet begrijpt waarom je bent waar je bent. Hoe je daar bent aangespoeld. En hoe je dan rechtop gaat zitten, of even door de kamers loopt. En terwijl alles vertelt. Misschien haal je even alle momenten van een dag terug. Zoals je je arm uit het water zou kunnen trekken, om te zien dat hij er nog steeds helemaal is, de jouwe is. Misschien zeg je dat het niet erg is verdwaald te zijn. Je adem zal volstaan om de ochtend te halen. En dan begint het gewoon opnieuw. Misschien zul je dan meteen weten waar je bent, misschien ook niet, maar dat geeft niet. Gewoon weer vertrekken zal genoeg zijn als antwoord.
En hoe je soms wacht op iets. Je weet niet wat het is. Je weet alleen dat je zult weten wat het was dat je kwijt was op het moment dat het er zal zijn. Alsof ergens uit je lichaam een vorm is weggehaald die op dat moment weer zal gevuld worden. En ook als het niet komt, is het niet erg. Toch niet zo heel erg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten