22 mei 2011

In focus

Misschien is het gewoon vermoeidheid, je weet het niet. Maar het lijkt alsof het vroeger niet gebeurde. Hoe je ineens, bij het overschakelen van verder naar dichterbij even de focus verliest. Hoe het ineens lijkt alsof je eigen ogen een lens van een fototoestel geworden zijn. Wat je zou willen zien, verdwijnt even uit de scherpte, en je moet wachten tot het weer terugkomt. Je zou de nieuwe bloem willen zien, maar je ziet het blad net ernaast. Heel even verlies je de dingen, is het alsof ze zich van je afkeren.

De mannen in hun deftige pakken lopen door de ruimte. Het zijn mannen van de wereld, zullen ze wel van zichzelf denken, denk je. Ze hebben een missie, en targets natuurlijk ook. Als je goed kijkt, zie je ook wel verschillen. Er zijn er die gezwind aan het netwerken gaan, recht op hun doel af, met stevige handdrukken. Ze hebben ongetwijfeld zo’n uitgesproken mannelijke aftershave op, dat zie je zo. Maar er zijn er ook die een beetje lijken te aarzelen. Waarom ben ik hier nu weer terechtgekomen? Met wie moet ik nu in godsnaam weer gaan netwerken? Mag ik niet gewoon in de hoek ginder met een kopje koffie wat gaan zitten en rondkijken? Zij hebben waarschijnlijk de iets klammere handjes. Hier en daar zie je trosjes mannen. Ze tasten elkaar af. Ze lachen telkens iets te hard met elkaars grapjes. Ze hebben nog een lange dag te gaan.

Op de brug staat graffiti. Grote letters. Iets als: beter dood dan oneer. Zucht. Als je eerlijk bent moet je toegeven dat je nooit echt iets hebt begrepen van dat hele eerverhaal en al het gedoe eromheen van potentieel gedeukte ego’s. De woorden op de brug doen je iets te veel denken aan jongetjes die krampachtig graag mannetjes zouden willen zijn. Oceanen van ellende zijn er in de loop der tijd al aangericht met verwijzing naar een of ander eergevoel. Te veel mensen hebben al te veel misbruik gemaakt van het woord, maar dat zullen die jongetjes niet willen weten. Zou er niet veel meer eer te halen zijn uit egoloosheid, en zou je zo een ander niet veel meer in haar of zijn eer kunnen laten? Ze maken je heel even intens droef, die woorden op de brug.

Talen op de trein. Achter je hoor je een moeder met haar dochtertje. De moeder spreekt Frans. Het kleine meisje spreekt afwisselend Frans en Nederlands, telkens heel mooi. Heel even ben je bijna jaloers. Hoe ze het doet, alsof het niets is. Van de ene naar de andere taal. Net daarna begint de conducteur zijn boodschap om te roepen. Hoe de trein gesplitst zal worden in Landen, en hoe je je daar nog enkel via het perron naar het juiste rijtuig kunt begeven. Rijtuig en begeven, woorden die je enkel nog in de trein hoort, heerlijk. Er is iets met de stem van die man. Rustig en zorgvuldig spreekt hij de Franse tekst uit, met een heel licht accent. Daarna de Nederlandse tekst, even rustig, opnieuw met een heel licht accent. Je wacht op het eerste woord dat inderdaad zal bevestigen dat de man Duitstalig is. Weer even een heel klein beetje jaloers. Je zou hem bijna een hand willen geven wanneer hij onmiddellijk daarna je kaartje komt controleren. Maar je zou niet weten wat te zeggen.

Onlangs hoorde je een goede vriend een tekst voorlezen over het verschil tussen mannen en vrouwen bij het uitwringen van de dweil. Je let erop bij het poetsen van de kamer. Andermaal moet je vaststellen dat je weer niet geslaagd bent voor je mannelijkheidtest. Het zal wel nooit meer goed komen.

Elke week geef je diezelfde mevrouw die daar zit te bedelen wat geld. Je kijkt altijd een beetje verlegen weg, denk je. Zou ze je na al die weken herkennen?

Het zoeken van uitvluchten, via de innerlijke dialoog, om maar niet te moeten beginnen met poetsen. Je zou zo graag nog even wat rondhangen met jezelf. Een hangjongere in je eigen huis. Heel even nog. Tot je toch maar weer begint.

Je ziet jezelf zitten, en je weet op wie je steeds meer begint te lijken. Terwijl hij verder van je wegdrijft, komt hij ook dichterbij. Zo zal het wel bedoeld zijn.

Geen opmerkingen: