‘Is er iets?’
‘Nee, niet echt. Of toch. Vannacht kwam je ineens in mijn droom, zo ergens tegen de ochtend. Daarom weet ik het nog.’
‘Ja? Is dat zo? Dat is wel raar, jij was ook in mijn droom.’
‘Oei, nu ben ik nog meer verlegen.’
‘Ik ook.’
‘We zullen er maar niet te veel over zeggen zeker?’
‘Nee, dat is een goed plan.’
‘Zou dat kunnen trouwens, dat dromen op elkaar afgestemd worden?’
‘Ik weet het niet. Tot nu zou ik daar nooit aan gedacht hebben, maar nu begin ik een beetje te twijfelen.’
‘Ik had lang wakker gelegen ’s nachts. Mijn lichaam wilde niet rustig worden.’
‘Dat ken ik.’
‘Gaat het trouwens goed met jou?’
‘Ja hoor, dat denk ik wel.’
‘Heb je soms nog van die sombere buien, zo tussen de opgewekte door?’
‘Ja, dat is niet veranderd. Maar het geeft niet. Ik denk dat anderen zich er meer zorgen over maken dan ik. Ik weet ondertussen wel een beetje hoe het werkt. Hoe het komt en hoe het gaat. Een beetje oppassen moet ik wel altijd, maar het hoort er allemaal bij, vermoed ik.’
‘Misschien maakte ik me via die droom een beetje zorgen of zo, ik weet het niet.’
‘Dat is wel lief.’
‘Ik zag die foto’s nog terug, waar we het onlangs over hadden. Ze blijven toch wel erg mooi.’
‘Misschien ga ik wel eens kijken naar die tentoonstelling.’
‘Ja, dat moet je zeker doen. En als je gaat, breng je maar een kaartje mee voor mij.’
‘Dat zal ik zeker doen. Wil jij ook niet gaan trouwens?’
‘Eigenlijk wel, ik moet er nog over nadenken.’
‘Laat het maar weten.’
‘Heb je nog mooie dingen gelezen de voorbije tijd?’
‘Oei, het is al veel te lang geleden. Het was zo druk, ik kwam niet aan lezen toe. Ik mis het wel een beetje. En heb jij nog mooie muziek gehoord.’
‘Gisteren bij de afwas had ik You’re A Big Girl nog eens opgezet. Het was toepasselijk deze week natuurlijk. En toen dacht ik nog, dat dat eigenlijk wel iets voor jou is. Ik geef het je nog wel eens, je moet er maar eens naar luisteren.’
‘Klinkt goed. Jij kiest wel altijd bijzondere dingen, dus dit zal ook wel mooi zijn.’
‘Dat nummer heeft me altijd heel erg ontroerd. Je zou dat altijd willen doen, de dingen die je zo raken, die wil je altijd ook aan andere mensen laten horen of zien. Of misschien toch niet altijd. Soms dan toch. Soms ben je bang dat die ander er niets aan zal vinden, en dan voel je je zo afgewezen op een of andere manier. Maar bij sommige mensen denk je: aan haar kan ik het wel laten horen, zij zal wel begrijpen wat ik bedoel.’
‘Ik voel me vereerd. Jij bent eigenlijk wel aandoenlijk, als je zo muziekjes laat horen, en hoe je er dan over vertelt.’
‘Ja? Dat zal wel. Och ja. Ik vind het altijd moeilijk uit te leggen. Laat maar.’
‘Wat?’
‘Nee, laat maar. Het is goed. Heb je zin in aardbeien trouwens?’
‘O ja, altijd.’
‘Ik neem ze even. Vertel nog eens iets.’
‘Oei. Jij zei me ooit iets over dat ik jong en oud tegelijk was of zo. Daar moest ik gisteren nog aan denken. Er zit denk ik wel iets in. Al kan ik het niet goed uitleggen.’
‘Misschien moet je dat maar gewoon laten zijn. Het maakt je tot wie je bent, zo ergens heen en weer tussen de twee.’
‘Heb jij dat ook niet een beetje trouwens?’
‘Dat zou wel kunnen.’
‘En heb je er geen last van?’
‘Nu niet meer. Het heeft even geduurd om het te aanvaarden, maar daarna werd het rustiger, en liep het allemaal wat in elkaar over.’
‘Bij mij is het nog wat meer het een of het ander, denk ik. Maar dat zal dan nog wel veranderen.’
‘Dat denk ik wel.’
‘De aardbeien zijn lekker trouwens. Ze zijn perfect voor dit moment.’
‘Ben je nog verlegen?’
‘Een beetje. En jij?’
‘Ook een beetje.’
‘Goed zo, zo moet het zijn.’
‘Als jij het zegt, dan zal het zo wel zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten