21 mei 2011

Oeps, foutje

Tja, wat moet een mens daar nu weer van denken. De wereld is dus niet vergaan vandaag. Het zou natuurlijk kunnen dat het tijdens het schrijven van dit stukje alsnog helemaal fout gaat, maar dat is dan maar zo.

En ik had me er net zo goed op voorbereid. De afwas gedaan. De handdoeken van het wasrekje gehaald en netjes opgevouwen. De haartjes uit de douche gehaald. De planten nog eens water gegeven. En met mijn nieuwe vulpen een brief geschreven waarin ik eindelijk alle liefdesbekentenissen had opgeschreven, en zo alle mysteries had opgelost. Tot ik besefte dat al die vlijtige dingen basically misschien niet eens zouden opgemerkt worden door wie dan ook, aangezien ook voor alle anderen de wereld zou vergaan.

Na bijkomende controle bleek dat toch iets ingewikkelder. Op de hele wereld zouden 200 miljoen mensen gered worden. De totale verwoesting van de aarde zou vandaag beginnen, en tegen 21 oktober zouden alle niet-gelovigen dan dood zijn. Je weet dus niet wie er morgen nog zal zijn. Dat ik zelf zeker niet bij de 200 miljoen zal zijn, staat nu al wel vast, gezien mijn losbandig leven. Hele opluchting trouwens. Als er zo’n drastische selectie wordt uitgevoerd, zullen ongetwijfeld de meest saaie pezewevers overblijven en het recht krijgen om op te stijgen. Maar als zij dan toch uitverkoren zijn, kunnen zij dan niet gewoon effectief opstijgen, en de aarde gewoon aan ons overlaten, weliswaar twijfelachtig in de ware leer, maar toch minder saai? Scheelt ook een pak kosten qua vernietiging, geld dat dan kan geïnvesteerd worden in renovatiewerkzaamheden in de hemel. Dat zal daar ook niet simpel zijn, zo ineens zo’n pak volk bij krijgen. En wie weet of dat daar wel allemaal goed geïsoleerd is. Als al die uitverkorenen in de hemel de totale rust gaan vinden, kan een passiefhuishemel toch niet onoverkomelijk zijn.

Maar goed, genoeg blasfemie. Je weet maar nooit. Ik had me dus helemaal voorbereid. Ik twijfelde nog even over de vraag of ik nu al dan niet de deur op slot moest doen. En terwijl ik dat deed, viel ik in slaap op de bank bij de televisie, waar net een herhaling van Grey’s Anatomy bezig was.

Toen ik weer wakker werd, bleek de wereld er nog te zijn. Dat vermoedde ik toch. Voor alle zekerheid ging ik toch maar even de stad in. Daar werd ik geconfronteerd met dichte drommen mevrouwen, met lichtgroene tasjes. Velen hevig kwetterend. Ik dacht nog even dat ze zich in groep klaar aan het maken waren om collectief ten hemel te stijgen, met die groene tasjes, maar ze bleken allemaal op weg naar het station. Het zou natuurlijk kunnen dat het opeenstapelen van al die mevrouwen in de wagons van de Belgische Spoorwegen niet tot ware hemelse rust heeft geleid, maar de wereld was er duidelijk nog wel, dat kon met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld. In mijn dromen komen immers nooit zoveel mevrouwen met groene tasjes voor, tot nu toe toch alleszins.

Daar liep ik dus, door de stad. Als we dan toch nog kunnen blijven leven, kunnen we er even goed het beste van maken, dacht ik. Tijd dus voor het eerste ijsje van het seizoen. Ik vroeg twee bollen, maar de mevrouw van de ijsjeswinkel leek er wel zes in het horentje te proppen. Ze was duidelijk ook blij dat de wereld niet vergaan was. Misschien was ze ook blij voor het eerst vandaag een man aan haar ijstoog te zien, en dan nog wel een zonder groen tasje.

Ik slenterde door de straten, op weg naar huis. Wat is het leven schitterend, dacht ik, terwijl ik het ijsje weglikte. Tegelijk besefte ik dat ik nu ook plannen zal moeten maken voor de rest van mijn leven. Morgen is er weer een dag, waarschijnlijk toch.

Nu de wereld vooralsnog niet zal vergaan, blijven enkele prangende problemen gewoon bestaan. Dat leek me wel een voordeel van het einde der tijden, dat ik een aantal kwesties niet meer moest oplossen. Zoals hoe dat nu juist zit met de kooktijd van een zachtgekookt eitje. Wanneer je juist moet beginnen te tellen, wanneer je juist het ei in het water moet doen en hoe zacht het dan uiteindelijk zal worden. Het heeft niet mogen zijn.

Er zijn natuurlijk ook grote voordelen aan het nog niet vergaan van de wereld. Met een beetje geluk kan ik binnen een zekere tijd mijn tomaten zien groeien op het terras. Ook kan ik volgende week de verjaardag van Bob Dylan vieren, en kan ik binnenkort naar het verjaardagsfeestje van mijn nichtje, die nu echt een grote meid wordt. Chocolade, nog zo’n voordeel. Het niet voortijdig moeten verzaken aan chocolade, dat moet toch een vorm van goddelijke genade zijn.

Op wie zou die man die het einde der tijden voor vandaag voorspeld had nu boos moeten zijn? Zullen we ter ere van hem nog wat duivelse rockmuziek draaien, want die schijnt toch het ultieme kwaad te vertegenwoordigen? Zullen we ons overgeven aan nooit eerder geziene bacchanalen? Of zullen we verder drijven in de verkwikkende saaiheid van het ondermaanse bestaan? In elk geval is het toch handig dat die afwas al gedaan is, dat is ook al iets.

1 opmerking:

Roland zei

Oh Jan, dankjewel om me te laten schaterlachen. Dit is met stip mijn favorietje tekstje tot op heden!