18 mei 2011

Het recht vergeten te worden


Je ontdekt poëzie op de meest onverwachte plekken. Zoals op een sjieke conferentie, met (vooral) veel mannen in sjieke pakken die al netwerkend door het leven gaan. Een debat over nieuwe sociale media en wat dat betekent aan ‘business opportunities’. De mannen, en gelukkig toch ook één vrouw, op het podium praten in het geijkte jargon over fenomenen als cloud computing, totale ‘interconnectedness’, en meer van dat fraais.

Tot de man rechts op het podium, een hoge pief van een telecombedrijf, begint te praten over Facebook, over hoe zijn wereld anders is dan die van zijn kinderen, en over de spelregels die er zouden moeten bestaan op het vlak van privacy. Het gaat er eigenlijk ook over dat het begrip privacy zelf verandert door de nieuwe media. Niet zozeer je naam is nog belangrijk, maar wel wie je wilt zijn, welke gezichten van jezelf je zou willen laten zien, welke ‘personae’ je wilt zijn. Als er geregeld kan worden dat er geen gegevens van jezelf zomaar kunnen worden doorgespeeld zonder jouw toestemming, dan moet er voor de rest alle ruimte zijn om te experimenteren met die verschillende personae.

Toch fascinerend om in zo’n context ineens een filosofische beschouwing te horen, misschien wel ongewild. In het theater van het leven spelen we allemaal onze verschillende rollen. Soms kiezen we die rollen niet, soms worden we erin geduwd. We doen ons best om ‘iemand’ te zijn. We doen vaak ons best om die iemand te zijn die we graag zouden willen zijn. We kijken naar onszelf en proberen wat we zien een klein beetje te modelleren. In de nabijheid van sommige andere mensen denken we misschien allerlei dingen die we toch niet uiten, omdat ze niet fijn of niet gepast of gewoon gênant zouden zijn. We proberen in alle versies van onszelf een zekere mate van coherentie te leggen, zodat de anderen ons ook nog min of meer herkennen als die bepaalde persoon. En toch is wie we zijn in feite vaak toch vooral een rommeltje, een amalgaam van tegenstrijdige gevoelens en verlangens, minder ‘één’ en minder logisch dan we wel zouden willen. Wie we zijn, is altijd een klein beetje een fictie. En daar is natuurlijk niets mis mee. Door onze fragmentjes een beetje netjes bij elkaar te houden is er een kans dat andere mensen een beetje bij ons willen blijven. En zo overleven we het leven.

Wie op een toneel stapt, kan nog een stap verder zetten en echt helemaal in een ander personage kruipen. De conventie van een theater, met een podium, dat afgebakend is, en dat afgesloten kan worden met een doek, en een zaal waarin mensen in rijtjes zitten, maakt dat je in en uit die rol kunt stappen. Wie als toeschouwer de zaal binnenstapt, bevestigt en onderschrijft die conventie, voor zolang de avond duurt. Het is een eeuwenoude en bijna magische conventie, die ons in staat stelt via het verhaal van een ‘ander’ in ons diepste zelf te kijken, en daarna weer verder te kunnen gaan met het leven.

‘Iemand’ zijn, het is iets als: je eigen ik vertellen, elke dag opnieuw. Actief een persona construeren, via een sociale netwerksite, en daarmee spelen, dat is toch weer iets anders. Misschien kun je nog beter in zo’n virtuele wereld jezelf als een bouwdoos opbouwen. Je kunt gemakkelijker ontsnappen aan je lijfelijkheid en aan de zwaartekracht van het intermenselijk verkeer in de ‘echte’ wereld. Je kunt verschillende ikken maken, die met verschillende ikken interfereren. Misschien lijkt dat personaspel nog meer op een carnaval dan op een toneelvoorstelling. In een theater is er een hier en een daar. Er is een podium en er is een zaal waar de mensen zitten. Zodra je daar op gaat staan en de lichten aan gaan, begint het. En het stopt weer als het doek valt. In het carnaval is er in zekere zin geen podium, of zou je minstens kunnen zeggen dat iedereen op dat podium staat. Er is niet zomaar een ruimtelijke grens te trekken tussen de ene en de andere plek. In de hele ruimte kan iedereen (getolereerd) ‘gek’ doen, zijn de grenzen tussen wat past en wat niet past, wat normaal is en wat niet, weggevallen. Het is meer vervreemdend, kan in een soort roes uitmonden, en is een erg beweeglijk spel tussen de maskers die mensen opzetten. Je weet nooit helemaal zeker of je de ander kunt vertrouwen, en de ikken die je tegenover je krijgt kunnen verschuiven. De ander hoeft geen rekening te houden met je normale status, met de ik die je als normaal aan de wereld presenteert. De maskers kunnen echter dan weer wel op een ‘normale’ manier met elkaar communiceren.

De sjieke zaal, met de sjieke mannen, is zo ineens een postmoderne arena geworden waarin tekens en betekenissen elkaar achterna hollen. En het debat gaat verder. De vrouw, die ook lid is van de Europese Commissie, heeft het ineens over ‘het recht om vergeten te worden’. Het gaat nog steeds om sociale media. Ze geeft het voorbeeld van jonge mensen die in een zotte of zatte bui ’s nachts om vier uur allerlei dingen op het net gooien, over zichzelf of over anderen, en ’s morgens, in enigszins nuchtere toestand, ineens beseffen dat dat toch niet zo’n goed idee was. Je moet dus de kans hebben om dingen over jezelf, gegevens of beelden, weer terug te kunnen trekken. Je moet altijd de keuze hebben om (dus een) iemand te zijn in de virtuele wereld, maar je moet ook altijd het recht op terugtocht hebben. Je moet het recht hebben je terug te trekken, en dus ook op allerlei plaatsen de sporen van jezelf ook terug mee te nemen. Je moet jezelf als het ware terug bij elkaar kunnen harken, in een doos stoppen, en helemaal uit de etalage van de ikkenwereld kunnen stappen.

Maar het recht om vergeten te worden klinkt toch nog iets sterker en zelfs tragischer dan dat. In de hoofden en lichamen van onze geliefden willen we waarschijnlijk liefst nooit vergeten worden. We hopen dat we daar altijd kunnen blijven, in een of andere vorm. Het is waarschijnlijk de enige plek waar we nog zullen zijn na onze dood. De hoop om niet vergeten te worden in de echte wereld staat naast het recht om vergeten te worden in de virtuele wereld. Het recht om vergeten te worden is als het recht om je gordijnen dicht te doen. Alleen lijkt het woord vergeten te suggereren dat iemand die aan de buitenkant van het raam staat op een bepaald moment niet meer zal weten of willen weten dat er iemand was aan de binnenkant. En of dat zo werkt, is toch niet helemaal zeker.

Het mooie van wonen in andere mensen is dat dat iets is als niet vergeten en toch ook gordijnen dicht houden. Als een ander aan jou denkt, als je de hele tijd in de gedachten bent van die ander, dan kan een derde in principe nooit zien wat die ander denkt (buiten misschien wat glazige ogen of zo). Je kunt dus heel veilig verblijven in een ander. Die ander kan zelfs dromen of fantaseren over jou, een derde zal dat nooit kunnen zien.

Er is iets droefs in het recht om vergeten te worden. Het is als het recht om weggegomd te worden uit het verhaal van het leven, of toch uit dat leven waar de maskers zijn. Het recht op terugtocht lijkt minder verlies te suggereren dan het recht om vergeten te worden. Als je aan iemand zegt: vergeet me, laat me verdwijnen uit jouw herinnering, dan heb je geen enkele garantie dat het zo ook zal gebeuren. Terwijl het recht om vergeten te worden waar de commissaris het over had, net wel over garanties ging. Er zijn natuurlijk genoeg voorbeelden in de geschiedenis waar mensen actief hebben geprobeerd om andere mensen helemaal weg te schrijven uit elke herinnering. Maar in normale omstandigheden en in je relaties met wie je lief is, in het aardse leven dus, is het misschien toch wel een troostend gevoel dat je nooit zomaar de garantie kunt krijgen dat je zult vergeten worden. Je verdwijnt in hen, en zij verdwijnen weer in anderen, en zo blijft er altijd wel iets over.

Geen opmerkingen: