10 mei 2012

Aldegonde


Ze heette Aldegonde, en ik leerde haar kennen in de wachtkamer. Ik zat daar in de wachtkamer van de polikliniek, voor mijn jaarlijkse melanoomcontrole. De laatste van de lentecontroles. En dus tijd om de ramen te gaan wassen, nu het officieel lente is, of zoiets. Wachtend in de wachtkamer word ik altijd een beetje zenuwachtig. Mevrouw de dermatoloog vraagt altijd of er het voorbije jaar iets veranderd is aan de vlekjes. Verre van onbevlekt ontvangen ben ik, dat kan alleszins gezegd worden. Maar ik kan nooit op die vraag antwoorden. Ten eerste zie ik niet zoveel aan die vlekjes, buiten hun vlekkerigheid dan. En ten tweede bevindt een van de in het oog te houden vlekjes zich op mijn rug. Ik zeg dus elk jaar dat ik niet zo vaak naar mijn rug kijk, zelfs eigenlijk helemaal nooit. En dan moet mevrouw de dermatoloog altijd even lachen.

Maar goed ik zat daar dus te wachten. De dokter had ook dit jaar weer veel vertraging. Bij het onderzoek zou ik trouwens te weten komen dat ik een belangrijke vlek heb op een van de kleine tenen van mijn rechtervoet. Dat stelden ze vast, de doktermevrouw en nog een andere doktermevrouw, die in opleiding bleek. Ze stonden gebogen met veel aandacht, en moeilijke woorden, naar die tenen te kijken. Mijn tenen zijn even lelijk als de rest van mijn lichaam, maar die omschrijving ‘belangrijke’ vlek, die bleef toch wel hangen.

Het was een speciale dag, dat kon je voelen. Er zinderde iets in de lucht. Overal in de stad lagen op dat moment nog allerlei kleurige topjes en jurkjes, voorzien op reële inkijkmogelijkheden, te jeuken in de kast. Klaar om later uitgelaten en bekeken te worden.

Aldegonde dus. Ze stond ineens voor me, en zei: ‘Volgens mij ben jij een man die een hekel heeft aan paraplu’s. Ik ken jou niet, maar jij lijkt me een man die ik zou kunnen kennen. En volgens mij ben jij een man die een zin zou kunnen bedenken als: ik spreek tegen jouw afwezigheid.’

Waarschijnlijk trok ik een beetje bleek weg terwijl ik haar sprakeloos aankeek. Ik vroeg haar hoe zij die intieme details over mij wist. Dat was maar gewoon volgens haar, ze had dat nu eenmaal. Ze lachte, aaide me even over mijn grijze haren, en kwam naast me zitten. Aldegonde was van een diepgaande schoonheid. Die ochtend had ik nog zitten nadenken over een zin waar het woord diepgaand in stond. Het leek daar niet te passen, en uiteindelijk verving ik het door verregaand. Maar terwijl zij daar zat, besefte ik dat schoonheid niet echt verregaand kan zijn, maar dus wel diepgaand. Of zoiets.

Aldegonde had ook vlekjes. Op allerlei plaatsen, niet nader genoemd. ‘Ja zei ze, vanmorgen is het dus gebeurd. Ik heb hem buitengezet, en het werd tijd. Robrecht, zo heet hij. Al lang had ik het gevoel: er is iets, maar ik weet niet wat. En sinds vandaag weet ik het dus. Ik hoorde dat bericht over die brochure van die (*****) Geert Bourgeois. Over hoe de echte Vlamingen zijn, volgens hem dan. Ik ben dat gaan opzoeken, en stelde tot mijn opluchting vast dat ik een heel slechte Vlaming ben. Praise the Lord. Maar ineens besefte ik het. Robrecht is dus wel een echte Vlaming, hij doet alles zoals het hoort, zogenaamd dan. En ik wist: nu is het moment. En ik heb hem buitengezet. Had ik veel eerder moeten doen trouwens. Maar ik ga geen details geven. Daar is het nog te vroeg voor.’

Die laatste zin leek enige langetermijnperspectief te suggereren. Of begreep ik dat verkeerd? Ik deed of ik niets had opgemerkt, en bleef nog een tijdje begrijpend knikken. Aldegonde keek me indringend aan. Of ik altijd zo was, wou ze weten, zo luisterig. Ik bleef knikken.

‘OK, dan ga ik gewoon nog even door, als je het niet erg vindt. Ik voel me zo bevrijd, ongelooflijk. Straks ga ik shoppen. Dat doe ik altijd na mijn onderzoek. Rode lingerie, met een kanten randje, dat wordt het dit jaar. Ik veronderstel dat jij dat ook wel mooi vindt. Dat is meestal zo met mannen die niet van paraplu’s houden.’

Ik moet bekennen dat ik ondertussen een beetje onrustig werd. Hoe andere mensen dat doen, weet ik niet zo goed. Maar ik vind het altijd ingewikkeld in zo’n wachtzaal om onmiddellijk te reageren als er ergens zo’n deur openzwaait en iemand je naam roept. Hoe je dat dan doet, om in een vloeiende beweging je krant of boek in je boekentas te steken, je jas te nemen en dan zo door die deur naar binnen te schuiven, nog voor die dokter een beetje verveeld begint te kijken. Voor Aldegonde kwam, had ik al een beetje zitten oefenen op die vloeiende beweging, maar nu kwam er nog een complicatie bij. Aldegonde bleef maar doorpraten, en misschien moest ik haar dus ergens onderbreken, midden in een zin of zo. Misschien wel een diepgaande zin. En wat als ik zelf nog iets had willen zeggen?

Ik besliste om toch voor een keer eens dapper te zijn, en zei: ‘Volgens mij ben jij een vrouw die ook van Doe Maar houdt. Volgens mij zou jij wel eens zin kunnen hebben om mee te gaan als ze volgend jaar komen optreden in ons land. Want misschien ben jij nog altijd hetzelfde meisje, of niet soms?’

Ze glimlachte me verregaand toe, en fluisterde me in mijn oor dat ze desgewenst graag naar de vlekjes op mijn rug zou kijken. Alleen de belangrijke natuurlijk, en met het oog op mogelijke veranderingen.

En toen zwaaide de deur open, en hoorde ik mijn naam. Ik liep in een vloeiende beweging binnen en knipoogde nog even naar Aldegonde. Een speciale dag, dat zou het worden.

1 opmerking:

Sofietjeke zei

Jan, mijn glimlach werd al maar breder. Ik zie het zo voor me, in de wachtzaal.