20 mei 2012

Dat alles stuk gaat


Een wat moeizame zondagochtend. De wisselstukken voor het rammelende lijf zijn zoals steeds niet beschikbaar. Dan maar verschillende zithoudingen uitproberen bij het ontbijt. En zo de kranten leegslurpen. Net als dat zachtgekookt eitje. (Zou je trouwens ooit al eens een zachtgekookt eitje hebben gegeten zonder te smossen? Iets over vragen naar de bekende weg, of zo.)

Wat moet je meenemen voor de wandelafspraak? Heen en weer lopen. Nog even overwegen om de wandeling af te bellen vanwege een sputterende rug. En er uiteindelijk toch maar op vertrouwen dat het wandelen zelf het antwoord zal zijn.

De hoge of de lage stapschoenen? Je probeert de hoge nog eens. En dan zie je het. Scheuren in de zolen, bij beide schoenen. Dat mag niet. Dat is je eerste reactie. Dat alles stuk gaat. Dat mag niet. Er zouden dingen moeten zijn die nooit stuk gaan. Die altijd bij je zullen blijven. Die je verzekeren dat jij eerst zult gaan. Ooit.

Het zou wel eens een warme dag kunnen worden. Je merkt het terwijl je op de trein zit. Misschien blijft het onweer nog lang weg vandaag. Al dat groen daarbuiten, het heeft gewacht op een zondag als deze. Dat is onloochenbaar. Er is iets met dit landschap.

Daar staat je wandelmaatje voor vandaag. Ze vraagt of je gegroeid bent. Daarvan is jou niets bekend. Volgens je rug zou je best wel eens kleiner kunnen zijn vandaag. Maar de vraag maakt je wel trots. Waarom, dat weet je niet zo goed. Iets met een jongetje waarschijnlijk.

Een mooie wandeling. Met veel zon zelfs. Er is iets met de geuren van het landschap. En met de bloemen in de bermen. Ze wachten op opgemerkt worden. Het maakt je een beetje verlegen. Alsof ze je iets willen zeggen. Alsof je weet wat ze je willen zeggen.

En alle gedachten en verhalen. Soms is het een troost, soms maakt het je droef, dat mensen door het leven dolen. Een klein beetje toch. Dat iedereen ergens zou vinden wat hij of zij zoekt, soms zou je het willen. Een klein beetje toch.

Kijken naar de mensen op het plein. Ze ruimen de spullen op. Voelen hoe terwijl je rug een nieuwe bedding zoekt. Het is allemaal goed, heel even toch. Zoals een zondagnamiddag zou kunnen zijn.

En later weer terug de trein op. Terug naar huis. En dit landschap. Het is een landschap van herinneringen. Het is het landschap dat hoort bij een liefde die ooit was, lang geleden. Maar het landschap is er nog. En de sporen van de wandelingen van toen, die zijn er ook nog, ongetwijfeld. En de bloemen, in die bermen.

En de zachte lucht van buiten, die door het raam de wagon binnen komt. Met de zon op het landschap buiten. Ook dat hoort bij herinneringen die horen bij het bewegen door dit landschap. Er is iets met de beweging van die lucht, hier, alleen hier. Iets met een nauwelijks waarneembare melancholie. Of zo.

Door de stad weer naar huis. Ergens zal het gaan onweren, dat lijkt zich aan te kondigen. En de regen zal ook nog komen. Maar nu nog niet. Je denkt nog aan scheuren in een zool. En dat je er nooit aan went, blijkbaar. Je weet welke wijsheden anderen zullen aanhalen, mocht je er iets over zeggen. En ze zullen ongetwijfeld gelijk hebben, zoals altijd. Maar je went er niet aan.

Weer thuis. Je legt je neer. Het grote raam naar het terras open. Daar buiten hoor je de regen zachtjes vallen, en in de verte is er ergens een onweer. Ergens. Om een of andere reden is dit het mooiste. Hier zo liggen, een late zondagnamiddag, en die geluiden daar. Je beweegt nauwelijks, zoekt de roerloosheid. En de bedding.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Toch maar oppassen, Jan,
voor mensen die 'ongetwijfeld'
gelijk hebben.

Het is zo een beetje
als met loslopende honden.
Je weet maar nooit.