Een wat
moeizame zondagochtend. De wisselstukken voor het rammelende lijf zijn zoals
steeds niet beschikbaar. Dan maar verschillende zithoudingen uitproberen bij
het ontbijt. En zo de kranten leegslurpen. Net als dat zachtgekookt eitje. (Zou
je trouwens ooit al eens een zachtgekookt eitje hebben gegeten zonder te
smossen? Iets over vragen naar de bekende weg, of zo.)
Wat moet je
meenemen voor de wandelafspraak? Heen en weer lopen. Nog even overwegen om de
wandeling af te bellen vanwege een sputterende rug. En er uiteindelijk toch
maar op vertrouwen dat het wandelen zelf het antwoord zal zijn.
De hoge of
de lage stapschoenen? Je probeert de hoge nog eens. En dan zie je het. Scheuren
in de zolen, bij beide schoenen. Dat mag niet. Dat is je eerste reactie. Dat
alles stuk gaat. Dat mag niet. Er zouden dingen moeten zijn die nooit stuk
gaan. Die altijd bij je zullen blijven. Die je verzekeren dat jij eerst zult
gaan. Ooit.
Het zou wel
eens een warme dag kunnen worden. Je merkt het terwijl je op de trein zit.
Misschien blijft het onweer nog lang weg vandaag. Al dat groen daarbuiten, het
heeft gewacht op een zondag als deze. Dat is onloochenbaar. Er is iets met dit
landschap.
Daar staat
je wandelmaatje voor vandaag. Ze vraagt of je gegroeid bent. Daarvan is jou
niets bekend. Volgens je rug zou je best wel eens kleiner kunnen zijn vandaag.
Maar de vraag maakt je wel trots. Waarom, dat weet je niet zo goed. Iets met
een jongetje waarschijnlijk.
Een mooie
wandeling. Met veel zon zelfs. Er is iets met de geuren van het landschap. En
met de bloemen in de bermen. Ze wachten op opgemerkt worden. Het maakt je een
beetje verlegen. Alsof ze je iets willen zeggen. Alsof je weet wat ze je willen
zeggen.
En alle
gedachten en verhalen. Soms is het een troost, soms maakt het je droef, dat
mensen door het leven dolen. Een klein beetje toch. Dat iedereen ergens zou
vinden wat hij of zij zoekt, soms zou je het willen. Een klein beetje toch.
Kijken naar
de mensen op het plein. Ze ruimen de spullen op. Voelen hoe terwijl je rug een
nieuwe bedding zoekt. Het is allemaal goed, heel even toch. Zoals een
zondagnamiddag zou kunnen zijn.
En later
weer terug de trein op. Terug naar huis. En dit landschap. Het is een landschap
van herinneringen. Het is het landschap dat hoort bij een liefde die ooit was,
lang geleden. Maar het landschap is er nog. En de sporen van de wandelingen van
toen, die zijn er ook nog, ongetwijfeld. En de bloemen, in die bermen.
En de
zachte lucht van buiten, die door het raam de wagon binnen komt. Met de zon op
het landschap buiten. Ook dat hoort bij herinneringen die horen bij het bewegen
door dit landschap. Er is iets met de beweging van die lucht, hier, alleen
hier. Iets met een nauwelijks waarneembare melancholie. Of zo.
Door de
stad weer naar huis. Ergens zal het gaan onweren, dat lijkt zich aan te
kondigen. En de regen zal ook nog komen. Maar nu nog niet. Je denkt nog aan
scheuren in een zool. En dat je er nooit aan went, blijkbaar. Je weet welke
wijsheden anderen zullen aanhalen, mocht je er iets over zeggen. En ze zullen
ongetwijfeld gelijk hebben, zoals altijd. Maar je went er niet aan.
Weer thuis.
Je legt je neer. Het grote raam naar het terras open. Daar buiten hoor je de
regen zachtjes vallen, en in de verte is er ergens een onweer. Ergens. Om een
of andere reden is dit het mooiste. Hier zo liggen, een late zondagnamiddag, en
die geluiden daar. Je beweegt nauwelijks, zoekt de roerloosheid. En de bedding.
1 opmerking:
Toch maar oppassen, Jan,
voor mensen die 'ongetwijfeld'
gelijk hebben.
Het is zo een beetje
als met loslopende honden.
Je weet maar nooit.
Een reactie posten