Kijken naar
de mooie jonge mensen aan hun tafeltjes in het gras. En ineens denken: ik doe
dit misschien al wel langer dan zij oud zijn. Het maakt je een beetje verlegen.
En in de war. Misschien zou je het moeten vragen. Of ze het zien.
Kijken naar
de mooie kindjes. In het gras, of aan de borst bij hun moeder. En het even niet
meer weten. Je zou zoveel willen. Voor hen. Dat het pijn doet. Een beetje toch.
Misschien
zou je het wel willen. Dat er iemand bij je was. Om heel voorzichtig te spreken.
En te zwijgen. En niets te weten.
En hoe
doorwaadbaar je zou kunnen zijn dan.
Dat het je
soms overvalt. Dat je die en die zou willen bellen. Of voor je zien. Ben je er
nog? Gaat alles goed met je? Echt?
De
verdwijnvrees die ineens toeslaat. Dat zou het kunnen zijn. Dat iemand zomaar
zou kunnen verdwijnen. En dat je iets niet zou gedaan hebben. Niet zou gezegd
hebben.
Ook dit
lijkt nooit te wennen.
Dat je niet
meer de tijd zult hebben om het met iedereen goed te doen. Zoals het zou
moeten. Zoals het zou kunnen zijn.
Hoe je ook
probeert.
Je denkt
terug aan de angst die je ooit overnam. De dag voordat men in je buik zou gaan
snijden. Niet de angst om zelf te verdwijnen. De angst dat ze het niet zouden
weten, zij allemaal, wie zij voor je waren. Of zoiets.
Sommige
angsten leggen zich rustig te slapen, als op een matje voor het haardvuur. Maar
verdwijnen doen ze niet.
Misschien
moet je hen uitnodigen. Af en toe.
Het heel
voorzichtig spreken. Het zou passen bij deze stille avond. Misschien.
De woorden
zouden vol gaten moeten zijn. Zodat de wind er helemaal door zou kunnen.
Je drijft
door de tijd. Je probeert de weerstand af te leren. Je probeert de dingen te
leren die je nodig hebt, voor als je groot bent. En dat het soms lijkt alsof de
rivier je al verder heeft gebracht dan je besefte.
Stel dat je
de tijd zou hebben. Om te leren spreken. En om alles te zeggen wat gezegd zou
moeten worden.
Hoe naakt
zou je kunnen spreken, zonder te vallen. Hoe dicht zou je kunnen naderen,
zonder te verdwijnen.
Misschien
zou je even wakker moeten liggen. Diep in de nacht. En denken aan al wie in je
huist. Zien hoe ze liggen te slapen. Hoe je hen heel even over het hoofd zou
aaien.
En in die
stilte horen hoe daarbuiten mensen over de straat lopen. Alsof het niets is.
Alsof het leven gewoon verder gaat.
Wat ook het
geval is natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten