Je maakt
een tekstje voor iemand die je kent. Iets over herinneringen. Iets over het
gewicht van de wereld op haar schouders, soms toch. En wat ermee te doen.
Soms is het
er.
Waarom je
doet wat je doet. Het is een vraag die je af en toe wel eens krijgt.
En wat moet
je dan antwoorden? Iets over de kinderen, dat is het antwoord.
Hoe kwaad
je was, op de wereld, toen je zestien was. En dat jij dat niet zou laten
gebeuren, wat anderen voor jou wel hadden gedaan. Of zoiets.
De woorden
zijn forser, als je zo jong bent. En zo hoort het waarschijnlijk ook.
Maar iets
is wel gebleven, misschien wel nog meer dan toen.
Eigenlijk
kun je er nauwelijks over praten, denk je wel eens. Het is te. Te iets.
Misschien
zijn er mensen die het weten. Wat het is.
Soms is er
de omweg. Dan kun je praten over de zee. Over hoe je aan de rand van het water
kunt staan. En de pijn voelen.
En het
verdriet dat dat veroorzaakt.
En hoe je
kunt leren om het verdriet alleen maar verdriet te laten zijn. Als water dat
door je handen stroomt.
Het water
kun je niet vasthouden.
Soms voel
je je even te klein.
Soms is er
te veel verlangen.
Soms zijn
de kinderen te groot. Kijken ze je te indringend aan.
Wat zouden
ze je vragen? Zouden ze ook zo kwaad zijn?
Eigenlijk
kun je er nauwelijks over praten.
Vrede
sluiten met jezelf. Misschien is dat een eerste stap.
De eenheid
van het andere. En het raadsel van het deelzijn. Zo omschreef je het ooit.
Dat je de
dingen doet. Dat zou genoeg moeten zijn. Volgens de officiële versie.
Kijken naar
de anderen. En soms zien hoe wat je doet iets voor hen doet. Hoe zij energie
krijgen om te doen. En de troost die dat geeft.
Iemand zegt
je dat je veel hebt opgegeven. En je durft niet te antwoorden.
Het komt
allemaal even door je hoofd. Terwijl je schrijft. Het komt en gaat weer.
1 opmerking:
Dit stukje heeft me erg ontroerd...
Dat wilde ik even zeggen
Een reactie posten