03 maart 2013

Ciaccona

‘Het is stil op straat, vind je niet?’
‘Ja.’
‘Hee, hoor je dat?’
‘Waar?’
‘Daar, aan dat open raam.’
‘Is dat de chaconne?’
‘Ja. Lang geleden dat ik die nog hoorde.’
‘Zullen we hier op de bank gaan zitten? Dan kunnen we terwijl nog verder luisteren.’
‘Dit lijkt wel een magische plek, met die muziek zo.’
‘Nu ik je zo opzij zie, zie ik dat je grijzer bent dan ik dacht.’
‘Dat is maar alsof.’
‘En die rimpels zijn ook maar alsof natuurlijk.’
‘Ja, wat dacht je.’
‘Het raakte me wel, wat je vertelde. Over die vriend van je. Hoe je het vertelde. Hij betekent veel voor je, is het niet?’
‘Ja, ik denk het wel.’
‘Ik zie het aan je ogen.’
‘Ja? Dat mag misschien wel.’
‘Mooi… Misschien komt het door die muziek, dat ik sommige dingen nu zo goed zie.’
‘Weet je, ik denk vaak aan jou. Gewoon in het algemeen natuurlijk. Maar ook aan hoe je dat doet met de kinderen. Heb je soms geen schrik? Denk je soms niet dat het allemaal van jou afhangt, dat zij helemaal van jou afhangen? Ik kan het niet zo goed uitleggen, maar ik zou soms doodsbang zijn, denk ik. Bang dat er met mij iets zou gebeuren, en wat daar dan het gevolg van zou zijn.’
‘Ja, soms ben je dan wel even bang. Je ziet het allemaal voor je, en het is alsof je alleen ziet wat er fout kan gaan of zo. En soms, misschien mag ik dat niet zeggen, soms begin je te tellen: zoveel jaar moet ik zeker nog leven, zonder toestanden of zo, en dan zijn ze groot genoeg om het zonder mij te doen, desnoods.’
‘Ze hebben de chaconne opnieuw opgezet, we kunnen nog even blijven zitten.’
‘Maar bang of niet, je doet dat gewoon, op een of andere manier.’
‘Ja, jij doet dat gewoon. En ik vind dat heel bijzonder. Dat klinkt misschien wat onnozel, maar ik meen het wel.’
‘Dat is wel lief van je.’
‘Ondanks alles lijkt mijn leven soms zo simpel, zo overzichtelijk.’
‘Ik denk het niet, eigenlijk. Je doet dat ook goed.’
‘Die muziek lijkt zo donker en zo naakt tegelijk, vind je niet? Telkens daalt het precies een beetje af. En dan richt het zich weer even op. En daarna begint het weer opnieuw.’
‘Ja, maar in die snelle loopjes zit toch ook veel kracht, hoor maar. Toch ook veel drang om te leven of zo. Al wordt alles een beetje naar de aarde getrokken de hele tijd.’
‘Ja, dat is mooi gezegd, zo is het inderdaad.’
‘Het is eigenlijk niet moeilijk om te praten, als ik bij jou ben. Bij veel andere mensen zwijg ik de hele tijd, bij jou bijna nooit.’
‘Ik heb het gemerkt ja. En dat ontroert me wel.’
‘Als je bij dit stuk je ogen sluit, dan is het alsof je die noten kunt voelen achter aan je nek en in je rug. Bijna tintelend.’
‘Ja.’
‘Stel je voor dat je dat zelf kunt spelen, dat moet toch geweldig zijn.’
‘Ja.’
‘Ga je straks nog wat verder vertellen, over waar we deze ochtend gestopt waren?’
‘Ja, dat zal ik doen.’
‘Zou het een man of een vrouw zijn die we horen spelen op die viool?’
‘Ik denk een vrouw. Al kan ik niet zeggen waarom. Er is iets in die toon.’
‘Soms schrik ik ook van de kinderen. Hoe ze ineens zo groot kunnen zijn. Hoe ze me bijna zeggen: mama, ik kan dit wel hoor, maak je maar geen zorgen. Alsof ze me gerust willen stellen.’
‘Mooi.’
‘En dan kan ik niets meer zeggen.’
‘Ga je daar nog veel over vertellen?’
‘Zou je dat graag hebben?’
‘Ja.’
‘Hoor, het is gedaan. Zullen we verder gaan?’
‘Bijna, nog heel even hier.’
‘Nog heel even dan.’

Geen opmerkingen: