31 maart 2013

Een verlaten boek


Iemand heeft een boek verlaten. Het ligt daar zomaar op een muurtje in het station. Op een koude paaszondag. Eenzaam. Misschien wacht het op een barmhartige.

Je zou het nog warmer kunnen hebben, denk je. Misschien dacht je dat vroeger nooit.

Je zoekt een houding voor het gammele lijf. Als het zou lukken, een houding die je niet meer hoeft te veranderen. De enige beweging zou die van je handen zijn, net niet strelend over het boek. Ook dit verlangen is je niet gegund, blijkbaar.

En je denkt nog even aan de vorige dag. Hoe je daar zat, aan die tafel vooraan. Alle dingen die door je heen gingen en die men in de zaal waarschijnlijk niet zag. Dat je lijf weer zo groot leek voor zo’n kleine stoel. Dat je iets met je handen moest doen, dat je iets met je handen wou doen. Dat je soms dacht aan iemand, in een onbewaakt moment, en je afvroeg waar het zuiden was. Dat je ooit in deze zaal een heel mooi concert zag, en dat de muzikanten zaten waar jij nu zit. Dat je dit eigenlijk wel een heel klein beetje graag deed, maar dat zeker niet verder zou vertellen.

Het landschap schuift voorbij daar aan de andere kant. Kindjes in tuinen. Op zoek.

En dat je er op de foto altijd zo kaal uit ziet. (Dat je eigenlijk wel degelijk ook zo kaal bent, zeg je tegen jezelf.)

En je denkt nog even aan de vorige dag. Hoe je verlegen in je keuken met die groentetaart in de weer was die je weg zou brengen. Even in de oven, niet te lang, anders zou ze aan kunnen branden bij het eigenlijke opwarmen. Hoe je een manier zocht om die taart in je fietstas te krijgen zodat die niet scheef zou komen te liggen. Hoe je later, aangekomen waar je wilde zijn, alleen maar kon vaststellen dat een groot deel van dat eiroommengsel zich ondertussen in je fietstas bevond. Hoe je nog verlegener was, maar dat niet wilde laten zien. Iets lekkers maken voor iemand, zodat die ook een beetje kon zorgen voor iemand anders. En iets met warmte. Dat de taart zeker lang genoeg in de oven moest. Om genoeg warmte te verzamelen. En hoe nog steeds verlegen je was toen jullie samen de fietstas schoonmaakten. En hoe je uiteindelijk nooit weet of je het goede doet.

Je komt langzaam in het boek. Met die harde kaft, die heel mooie foto, de mooie letters op het papier zou je nog meer alleen maar handen willen zijn.

De mevrouw naast je zit te dollen met haar dochtertje. Er is veel.

Soms ben je niet bestand tegen veel.

En je denkt nog even aan de vorige dag. Het feest. Soms is het alsof je kleiner zou willen zijn. Stiller. Maar je krijgt al die vragen waar je eigenlijk niet op zou willen antwoorden, niet hier, niet nu. Je kijkt naar het filmpje. Een beetje uit de buurt van de mensen op de bank. Misschien ben je niet gemaakt voor feestjes. Terwijl je hier heel graag wilt zijn, voor de jarige.

En de overstap, diep onder de grond, in het grote station. Je loopt wat heen en weer op het perron. Je denkt aan dingen die je zou willen zeggen.

En de vorige nacht. Je wist dat het zo zou zijn. Vrij snel in slaap, om dan halverwege wakker te schieten, en alle uitgestelde indrukken van de vorige dag te zien passeren. Je kunt alleen maar kijken dan.

Hoe je dat juist moet doen, feestjes. Hoe je moet zijn, naast veel. Misschien is het te leren.

En alles wat je niet kunt zeggen.

Terug op weg naar huis. Dicht bij de binnendeur in de trein. Je wilt niet dat er warmte verloren zou gaan. Die moet hier blijven. Je beweegt verder in het boek. Je beweegt verder in het landschap. Bijna thuis. Het desolate land tussen de spoorbundels. De kleuren hebben zich diep teruggetrokken. Misschien is deze plek bang om het verlangen naar kleur uit te spreken. Alsof het dan definitief verloren zou kunnen gaan.

Je stapt naar huis, door de stad. Iets met troost, denk je. Al weet je niet helemaal zeker waarom dat woord net op deze plek tot je komt.

Hoe zou het nog met dat boek zijn, van dat muurtje?

En de volgende dagen zul je af en toe kijken naar het zuiden, en even wuiven.

Geen opmerkingen: