23 maart 2013

De lichtjes




Schrijven bij kaarslicht. En je gaat anders kijken naar de woorden. Ze komen anders tot jou. Misschien moet je vertrouwen, bijna blind, op je vingers. Dat ze de woorden zullen vinden.

Schrijven om schoonheid toe te voegen. Alleen dat. Zou dat al niet genoeg zijn? Alles kan nooit gezegd zijn. Er zijn nog zoveel verhalen die wachten. Tot ze worden aangeraakt, door mooie handen. Tot ze worden bevrijd, van de andere kant van de woorden. Tot ze hun plek vinden. Ze komen bij de schoonheid. En daarvan kan er nooit genoeg zijn. Van troost kan er nooit genoeg zijn.

Iets over de kinderen. Ze zijn er al. Wondermooi. In dit leven. Aangeraakt door het leven. En alleen door het kind dat je was ben je er zelf nu. En kun je nadenken over het kind dat had kunnen zijn. Welke vraag mag je jezelf stellen? Dat is een goede vraag.

De woorden dragen het wonder in zich. Ze vinden elkaar. Ze verbinden zich. En je kunt dromen van zinnen. En eens ze er zijn, kunnen ze ogen doen bewegen, kunnen ze dingen doen zien. Die er alleen maar zijn dankzij.

Hoe zit het met die dromen? Waarom kwam je op die boot? En waarom verlies je steeds je schoenen? Maar vooral: zou je weten wanneer je in iemands dromen komt?

Het staat ergens in het boek. Over de vrouw die de woorden voelt, ergens in haar armen en haar buik. En in een brief zegt ze het. “Kom naast me zitten. Meer hoef je niet te doen. En ooit vertel ik je mijn verhaal. Met deze stem. Met mijn eigen woorden. Wil je daarop wachten?”

En wat je zou doen, die korte tijd die je nog zou hebben, als het zo zou zijn dat je nog net die korte tijd zou hebben. Misschien alleen zeggen wat niet verloren mag gaan. Iets over geluk. En hoe die onrust je zal blijven volgen.

En de tijd die voorbij gaat, ongemerkt.

De plekken in je hoofd waar je niet durft komen. Je kunt ze zien. Je weet waar ze zijn. Misschien zijn ze als open plekken in het bos. En de woorden kunnen, soms, de bomen beschrijven, bijna aan de rand van die plekken. Dichter niet.

De muziek klinkt anders, bij kaarslicht.

Hoe je eigen verhalen zo klein lijken, als je de andere hoort. Ze raken je, meer dan je laat zien, waarschijnlijk. Ze bewegen onder je huid. Wachten op de nacht alleen. Ze hebben de tijd.

De ogen vertellen veel. Je blijft kijken. Zelfs in een goed geoefende herinnering blijkt een gezicht minder gezichten, minder ogen te hebben. Veel ogen, dat zou je willen zeggen. Hoe zeg je dat?

De woorden zijn er al.

Alsof alleen maar hier er is, denk je, terwijl de nacht dieper wordt.

En was het concentratie of aandacht? Een open en zachte en ook brede focus, dat was een mooi woord om te blijven. Je ziet het voor je.

En iets met een chocolademuffin.

Een herinnering, voorzichtig aangeraakt door woorden. Alleen al daardoor kan ze even blijven. Ook dat zou genoeg kunnen zijn.

En het wachten in de nacht. Tot ze ineens daar is. Te snel voor het afscheid.

Geen opmerkingen: