Schrijven
bij kaarslicht. En je gaat anders kijken naar de woorden. Ze komen anders tot
jou. Misschien moet je vertrouwen, bijna blind, op je vingers. Dat ze de
woorden zullen vinden.
Schrijven
om schoonheid toe te voegen. Alleen dat. Zou dat al niet genoeg zijn? Alles kan
nooit gezegd zijn. Er zijn nog zoveel verhalen die wachten. Tot ze worden
aangeraakt, door mooie handen. Tot ze worden bevrijd, van de andere kant van de
woorden. Tot ze hun plek vinden. Ze komen bij de schoonheid. En daarvan kan er
nooit genoeg zijn. Van troost kan er nooit genoeg zijn.
Iets over
de kinderen. Ze zijn er al. Wondermooi. In dit leven. Aangeraakt door het
leven. En alleen door het kind dat je was ben je er zelf nu. En kun je nadenken
over het kind dat had kunnen zijn. Welke vraag mag je jezelf stellen? Dat is
een goede vraag.
De woorden
dragen het wonder in zich. Ze vinden elkaar. Ze verbinden zich. En je kunt
dromen van zinnen. En eens ze er zijn, kunnen ze ogen doen bewegen, kunnen ze
dingen doen zien. Die er alleen maar zijn dankzij.
Hoe zit het
met die dromen? Waarom kwam je op die boot? En waarom verlies je steeds je
schoenen? Maar vooral: zou je weten wanneer je in iemands dromen komt?
Het staat
ergens in het boek. Over de vrouw die de woorden voelt, ergens in haar armen en
haar buik. En in een brief zegt ze het. “Kom naast me zitten. Meer hoef je niet
te doen. En ooit vertel ik je mijn verhaal. Met deze stem. Met mijn eigen
woorden. Wil je daarop wachten?”
En wat je
zou doen, die korte tijd die je nog zou hebben, als het zo zou zijn dat je nog
net die korte tijd zou hebben. Misschien alleen zeggen wat niet verloren mag
gaan. Iets over geluk. En hoe die onrust je zal blijven volgen.
En de tijd
die voorbij gaat, ongemerkt.
De plekken
in je hoofd waar je niet durft komen. Je kunt ze zien. Je weet waar ze zijn.
Misschien zijn ze als open plekken in het bos. En de woorden kunnen, soms, de
bomen beschrijven, bijna aan de rand van die plekken. Dichter niet.
De muziek
klinkt anders, bij kaarslicht.
Hoe je eigen
verhalen zo klein lijken, als je de andere hoort. Ze raken je, meer dan je laat
zien, waarschijnlijk. Ze bewegen onder je huid. Wachten op de nacht alleen. Ze
hebben de tijd.
De ogen
vertellen veel. Je blijft kijken. Zelfs in een goed geoefende herinnering
blijkt een gezicht minder gezichten, minder ogen te hebben. Veel ogen, dat zou
je willen zeggen. Hoe zeg je dat?
De woorden
zijn er al.
Alsof
alleen maar hier er is, denk je, terwijl de nacht dieper wordt.
En was het
concentratie of aandacht? Een open en zachte en ook brede focus, dat was een
mooi woord om te blijven. Je ziet het voor je.
En iets met
een chocolademuffin.
Een
herinnering, voorzichtig aangeraakt door woorden. Alleen al daardoor kan ze
even blijven. Ook dat zou genoeg kunnen zijn.
En het
wachten in de nacht. Tot ze ineens daar is. Te snel voor het afscheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten