02 maart 2013

Welke vader ben je

Vijf jaar is het al. Vijf jaar geleden stierf hij. Je zag hem de laatste keer op vrijdag. Op zaterdag was je bij je zus. En zondagochtend kwam er het bericht, en vertrok je met de eerst mogelijke trein.

Er was iets met zijn ogen, die vrijdag. Hoe hij afscheid nam. Misschien was het de infectie in zijn lijf, misschien wist hij iets, zonder het te weten.

Nu je de lente al bijna in de lucht kunt ruiken, lijkt het zo ver weg, soms.

Je las een brief voor, daar in die grote kerk, enkele dagen later. Er was die zin uit dat Engelse gedicht, waaraan je de hele tijd moest denken, met het woord ‘rage’ erin. Dat woord was moeilijk uit te spreken.

Je ziet het nog voor je, al die mensen die daar toen waren, voor hem. En de mensen die waren gekomen voor jou. Het ontroerde je meer dan je kon zeggen.

En al die spullen in het huis. Immens veel spullen. Veel dingen om dingen mee te maken. Misschien is dat wel een goede samenvatting.

Soms kijk je naar je handen. Je ziet de handen van je grootvader. Je ziet hoe hij uit de kelder komt. Hij wrijft in zijn handen. Dat ze zo koud zijn, zegt hij. Dat hij ze niet warm krijgt. Die handen waar hij zijn hele leven mee gewerkt heeft, waarmee hij het hout heeft aangeraakt en gevormd. Enkele weken later zal hij dood zijn. De handen van je vader, zijn zoon. Die handen waar hij heel zijn leven mee gewerkt heeft. Die handen die stuk zijn, bij het einde van zijn leven. En dan jouw handen. Soms doen ze pijn. Misschien gewoon van het toetsenbord. Maar soms aarzel je. Even naar de piano gaan, dat helpt wel een beetje. Alsof ze zichzelf dan terugvinden. Zij zijn allebei in je handen. Zou er iemand ooit jouw handen herinneren?

Soms zie je hem in de spiegel. Hij kijkt je aan. Hij zegt niets.

Hoe zit het met het hout? Je loopt door je kamers. Je ziet de mooie kast, die je grootvader ooit maakte. Je ziet het bed, dat je vader maakte. Je ziet de dingen die jullie met zijn drieën maakten. Misschien was hij toen wel echt gelukkig? Die drie jongens samen, van oud tot nog jong, samen met het hout. Soms is het alsof je iets verraden hebt. Alsof je je schaamt dat de woorden jouw hout geworden zijn.

Je zit aan de piano. Je zoekt de akkoorden van het liedje op de CD. Het lukt vrij aardig. Daarna ga je het nog even opzoeken, op het net. Daar staat dat nummer in een andere toonaard. Je past de akkoorden aan. Dat heb je van hem geleerd, besef je ineens weer.

Soms onderweg op de fiets naar een vergadering. Soms diezelfde avond als je aan die tafel zit. Soms tussen al die mensen. Hoe jij bent, je ziet het. Soms zie je hem dan. Hoe hij was. Waarom je soms doet wat je doet. Hoe de anderen naar je kijken. Soms zie je het. Waar het vandaan komt.

Soms kun je verloren lopen in het leven. Het gebeurt gewoon. Het kan lang duren eer je de weg weer terug vindt. Dat is niet zo erg, leer je uiteindelijk. Je ziet je raakbaarheid, je ziet je alleenzijnheid, je ziet je onvatbaarheid. Het verandert je eenzaamheid, zodra je beseft dat die dingen toch een beetje niet uit de lucht kwamen vallen.

In je bewegingen kom je hem soms tegen. En dat is niet zo erg.

En soms vraag je je af, al lijkt het alsof je dat niet mag denken. Soms vraag je je af welke vader jij geworden zou zijn. Zou je een betere vader geworden zijn dan de zoon die je was?

Soms zeggen mensen je iets, over die vader die je zou zijn geweest. Het maakt je verlegen. Je zou hun willen zeggen hoe dankbaar je bent voor die woorden.

Het blijft een raar gevoel. Bij leven nog meer dan bij dood. Je voelt hoe er iemand achter je staat, ook al doet die verder niets. Je zou het kunnen denken. Die twee mannen achter je. De dood duwt hen weg, naar ergens, naar nergens. Maar er staat niemand voor jou. Hoe moet dat dan met dat hout?

Je hebt gezien hoe zijn kist langzaam de grond in schoof. En daar ben je nog altijd blij om. Je had de aarde in je handen. En je liet los. Je hoorde de plof. En het was goed zo.

Wat doe je met de lente die nabij is? Er is een verhaal dat je misschien zou kunnen vertellen aan iemand. Misschien ook niet.

En dat het leven zelf het enige antwoord is op de vraag naar het leven.

Geen opmerkingen: