19 december 2006

De vingers

Zodra het over ecologie of groene politiek gaat, duiken meteen allerlei clichés op. Over dingen die niet meer zouden mogen, over ‘regelneverij’ en natuurlijk ook over het beruchte ‘vingertje’. Ik heb het er steeds moeilijker mee hoe de clichés onmiddellijk worden bovengehaald om een bepaald debat maar niet te moeten voeren. Zodra het gaat over de levensstijl of het consumptiepatroon van mensen mag er ineens niets meer gezegd worden. En vanuit moreel standpunt krijg ik het daar steeds moeilijker mee.

Veel clichés bevatten soms een grond van waarheid. Er zijn zeker groenen geweest die dachten dat je op een of andere manier moest opleggen hoe mensen zouden moeten leven. Zij gingen uit van een soms gevaarlijk ‘blauwdruk-denken’. Alsof je zou kunnen bepalen wat de ‘juiste’ levensstijl is, waarna je dat dan kunt opleggen. Iedereen zou dan op dezelfde manier leven. Brrr… Gevaarlijke onzin natuurlijk.

Er is geen enkele reden waarom we de verworvenheden van de moderniteit zouden moeten opgeven. Vrijheid en individualiteit zijn dus niet fout, integendeel. Het is enorm belangrijk dat mensen zelf in grote mate de regisseur kunnen zijn van hun eigen leven. Er zijn 101 manieren om duurzaam te leven binnen de ecologische grenzen, en geen enkele is de juiste. Maar dat wil tegelijk ook zeggen dat je vanuit een rechtvaardigheidsstandpunt ook het debat moet kunnen voeren over manier 102 die misschien in een aantal opzichten niet duurzaam is.

Vrij je leven kunnen invullen betekent niet dat er geen enkele beperking zou mogen bestaan op hoe je dat leven invult. Er bestaat niet iets als een onvervreemdbaar en universeel recht om je niets aan te hoeven trekken van de impact van wat je doet op de anderen en op de planeet. Vanuit een moreel standpunt is het onverantwoord er impliciet vanuit te gaan dat enkel twee of drie generaties zouden kunnen genieten van een model van welvaart dat niet uitbreidbaar is naar iedereen. Een recht kan er pas zijn als het universaliseerbaar is naar alle mensen die nu leven en die nog zullen leven. En eigenlijk weet iedereen dat wel. Als alle bewoners van de planeet drie auto’s zouden hebben, dan zou de planeet ontploffen. Dat is dus moreel niet aanvaardbaar. Nu kiezen voor een energievorm zoals kernenergie die het leven nog gedurende duizenden jaren belast, is moreel niet verdedigbaar. Een moreel verantwoordelijke houding bestaat erin dat we de aarde ongeschonden en heel doorgeven aan onze kinderen.

Als het gaat over dingen als de klimaatverandering, die een enorme uitdaging betekent voor een rechtvaardige ontwikkeling, dan moet je consequent zijn. Je kunt niet ontkennen dat onze concrete manier van leven mee verantwoordelijk is voor een ecologisch onrechtvaardige situatie. Er is enorme ecologische winst te maken in een verandering van ons productie- en consumptiepatroon. En als we intellectueel eerlijk zijn, dan weten we dat dat niet zal lukken door enkel maar filters te plaatsen en schone technologie te installeren. Zeggen dat enkel ‘de’ bedrijven of ‘de’ overheid dit maar moet oplossen is al evenmin juist. Omdat sommige zaken extreem gevoelig liggen, en een hoge symbolische waarde hebben, zijn ze nog niet minder relevant. Ik begrijp volkomen dat het heel erg gevoelig ligt om over b.v. het autoverkeer te praten, maar als we tot een duurzaam niveau van CO2-uitstoot willen komen, dan zullen we erover moeten praten. En dan kunnen we het niet oplossen met enkel maar schone technologie, ook niet als die door een sterke overheid wordt opgelegd, en als de bedrijven daar maximaal in participeren. Op een of andere manier zal het totaal aantal autoverplaatsingen dat we met zijn allen samen maken moeten dalen, er is geen andere weg denkbaar. Hoe je dat doet, en hoe je dat organiseert, daarover kunnen nog eindeloos veel mogelijkheden bestaan.

Het stoort me evenwel dat elke discussie die betrekking heeft op levensstijl onmiddellijk wordt geblokkeerd door de stelling dat je niet mag ‘moraliseren’. Op den duur zijn we zo bang voor elke vorm van moralisering dat we geen morele vragen meer durven stellen, en dat kan ertoe leiden dat we immoreel worden.

Het moet toch mogelijk zijn dat we rustig nadenken over een vorm van welvaart die niet meer gelijkstaat met ‘steeds meer’. Als welvaart alleen betekent steeds meer consumeren, steeds meer energie verbruiken, steeds meer grondstoffen verbruiken, dan is dat immoreel. Het is immers een vorm van welvaart die nooit aan iedereen kan gegarandeerd worden. Mijn individuele vrijheid leidt dan rechtstreeks tot minder vrijheid voor een ander. Mijn ‘recht’ op vrijheid leidt dan tot onrecht voor een ander, en is dus niet te verantwoorden.

Een morele vraag stellen naar de inhoud van het begrip welvaart mag niet afgedaan worden met een gemakkelijke dooddoener als: “Daar is het vingertje weer…” Dat veel mensen vinden dat op geen enkele manier mag gepraat of geraakt worden aan hun levensstijl, hoe belastend die ook is voor de planeet, is eigenlijk niet veel meer dan egoïsme. Je kunt het ingewikkelder omschrijven, maar daar komt het op neer.

Een leven binnen de ecologische grenzen kan zo ongelooflijk rijk, uitdagend, opwindend en warm zijn. Dat je dingen koopt en gebruikt die geen onrecht veroorzaken geeft toch een goed gevoel, of niet soms. Dat je weet dat jouw kinderen nog zuivere lucht en gezonde bomen zullen hebben, maakt je toch gelukkig. Misschien wel veel gelukkiger dan de permanente staat van gejaagdheid waartoe de consumptiemaatschappij ons aanzet. Dat permanent najagen van steeds meer leidt tot stress en depressies, tot afgunst en tot grotere tweedeling tussen rijk en arm. Het moet toch mogelijk zijn op moreel verantwoorde wijze in het leven te staan. Het geluk dat je daarin kunt vinden zal zeker groter zijn dan de onvrede die zovelen vandaag voelen.

Geen opmerkingen: