Het is een van de mooiste dingen die een mens kan doen: twijfelen. Niet in de zin van eindeloos een beslissing uitstellen. Maar wel wanneer het over de waarheid gaat. Het is een boeiende oefening. Elke dag een klein beetje. Jezelf de vraag stellen of de dingen die je zegt of waarin je gelooft eigenlijk wel kloppen. En telkens de woorden zoeken die de ruimte laten voor de rafelige kant van wat men als ‘waar’ omschrijft.
Ik hou van mensen met overtuigingen. Grote overtuigingen in kleine woorden, dat is het mooist. Niet omgekeerd. Hou je overtuigingen aan deze kant van de woorden. Laat de woorden stil weerklinken in de ruimte van een tekst. Als een vriendelijke gast die zijn stem niet verheft, tenzij hij erom wordt gevraagd. En als je goed kijkt, dan zie je dat de woorden als kleine ijsbergen kunnen zijn. Iets dieper in hun ogen zie je wat een wereld zou kunnen zijn.
Als je stem weerklinkt, kunnen de overtuigingen het overnemen. Als een plotse windstoot die je niet verwachtte. Je kunt soms alleen maar volgen, en kijken naar de woorden die de kamer vullen. Ze komen van jou, of van een andere kant, dat weet je niet.
Als de wind toeslaat, is het mooi om een evenwichtsdans te kunnen doen. Hevig spreken, maar zonder gelijk te willen halen, alleen maar om te zoeken naar wat meer of minder waar zou kunnen zijn. Je moet kunnen vertrouwen op je danspartner. Die mag je hand nooit loslaten. En na de dans een kleine buiging.
Maar woorden zijn altijd onvolmaakt. Altijd zoekend naar zichzelf. Altijd als handen die aarzelend de huid verkennen. Ik heb weinig begrip voor mensen die het geschreven woord als een ultieme of tijdloze waarheid willen zien. Alle soorten fundamentalisme zijn vermoeiend, want dooraderd van angst. Angst voor de sterfelijkheid van pogingen tot verhaal. Wat we nu als waarheid zien, is in het beste geval de meest recente versie van een reeks interpretaties over de werkelijkheid. En als er een God zou bestaan, die zou houden van zijn of haar eigen schepsel de mens, dan zou die toch niet liever willen dan dat die mens het goddelijke verhaal in menselijke woorden zou vertellen. Steeds opnieuw, steeds zoekend, steeds cirkelend rond het mysterie. Elk verhaal over een god is op een bepaald moment in de tijd verteld en geschreven, met woorden van een mens en met de onvolmaaktheid die die mens zo mooi maakt.
Religieuze fundamentalisten die menen te mogen beslissen over leven en dood, over wat vrouwen of mannen zouden moeten doen, over stukjes grond op een kaart, over culturele uitingen, enkel en alleen op basis van een tekst die als ‘heilig’ en dus onaantastbaar wordt beschouwd, ze geven me koude rillingen. Er spreekt zoveel angst uit hun houding. Angst voor de marge van de tekst, voor de lichamelijkheid van de woorden en de verhalen die ze dragen, voor de onvolmaaktheid die de bron van wijsheid is.
Economische fundamentalisten die hooghartig tekeergaan tegen alles wat ze ‘ideologie’ noemen, maar zelf blind en onvoorwaardelijk geloven in de ‘waarheid’ van hun markt, ze zijn al even vermoeiend. Hardhandig moet de werkelijkheid ingepast worden in het eigen schema, omdat moet bewezen worden dat het schema klopt. Het is in wezen niet anders bij de zelfverklaarde revolutionairen die steeds maar herhalen dat er nood is aan een ‘coherente’ en ‘juiste’ visie op de dingen. Ik wantrouw elke doctrine die op basis van een zelfverklaarde waarheid een ‘betere’ mens wil maken, desnoods met geweld.
Is ideologie dan zonder waarde? Nee, integendeel. Meer dan ooit is er nood aan verhalen over de werkelijkheid. Maar dat mag nooit een waarheidsverhaal zijn. Het onderscheid tussen literaire fictie en ideologie is gradueel. De verhalen die mensen elkaar al altijd verteld hebben, brengen de chaos en onvoorspelbaarheid van de dingen heel even tot rust. Ze stimuleren je verbeelding, zodat je kunt dromen van hoe het ook zou kunnen zijn. En ze geven je even een gevoel van diepe verbondenheid. Die magische kracht van de woorden kan niet genoeg gekoesterd worden. Maar steeds in het volle besef dat hun lichamelijkheid steeds zal aarzelen tussen tijdloos en tijdelijk.
Twijfel is niet gelijk aan relativisme. Het is het tegenovergestelde van zeggen dat alles relatief is, en dus kan gelijkgeschakeld worden. Nihilisme of cynisme zijn in een aantal opzichten evenzeer vormen van gesublimeerde angst als het fundamentalisme. Wie cynisch is, zegt eigenlijk dat niets van waarde is. En zo blijft alleen het brute machtsdenken overeind dat schrik heeft van het bewust opzoeken van de morele dilemma’s.
Alles van waarde is weerloos. Die zin kon alleen van een dichter komen. De twijfel komt soms in de buurt van de poëzie. Het is een actieve en zoekende houding, geen passieve en ontwijkende. De woorden zouden er niet kunnen zijn zonder de witte plekken in een zin. En zo hebben troost en twijfel veel met elkaar te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten