22 mei 2008

De trein vertrekt

Het duurt even voor ik het zie. Twee vrouwen zijn tegenover mij komen zitten in de trein. De ene heeft een merkwaardig blauw kleed aan, met een open rug. Er is enkel een soort gaas. Niet echt geslaagd. Hoe kun je trouwens met zo’n warm weer ook nog eens nylonkousen verdragen? Ik zal het wel nooit begrijpen. Die bril is ook wat minder. Merkwaardig. Het kleed van die andere vrouw lijkt er een beetje op. Die bril ook trouwens. Pas dan zie ik dat het een tweeling is. Nog eens opnieuw kijken, en ja. Alles hetzelfde. Zouden ze ook op dezelfde plek werken? Zou het eenzaam zijn, zo samen, zooo samen?

Het is wat met die kleedjes. Via de diverse media word ik in kennis gesteld van het wedervaren van de zangeres die voor ons naar het songfestival gaat. Of beter van het kleed. Tijdens de repetitie blijkt het ding naar beneden te zijn gezakt. Door andere dragende voorzieningen werd de kroon evenwel niet ontbloot. Het fascineert me altijd. Kleedjes zonder bovenbandjes, soms zelfs zonder rugdeel, die toch de zwaartekracht trotseren, en op de juiste plek blijven. Welke tak van de ingenieurskunde zou zich met het uitwerken van dergelijke constructies bezig houden? Misschien komen er ook ijzervlechters bij te pas, of stellingbouwers. In elk geval, tijdens de niet-repetitie is het kleed blijven hangen, wat evenwel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik vermoed dat ze net van tevoren gewoon in dat kleed genaaid werd. Als een levend patroon. De ultieme omkering.

Op stap door een deel van de grote stad dat ik niet kende. Het is mooi hier. Zo anders dan aan de andere kant. Op de weg terug lijkt er een lichte magie over de bus te zijn neergedaald. En over alle straten heeft de late zon een soort zachte gloed getoverd. Iedereen lijkt te glimlachen. Dit ene moment zou in dit ene moment een eeuwigheid mogen duren.

De effecten van rustige concentratie voel je meestal pas uren later. Een lichaam reageert met vertraging. En soms gaat de ene vertraging in de andere over. Zoals de ochtend- in de avondfile.

Zitten wachten op de trein. De trein zal vertrekken in de andere richting dan naar huis. Naar een andere stad. Waar er moet vergaderd worden. Zelfs zitten kun je met wilskracht doen. De trein komt binnen. Ik zie hoe ik niet op de trein stap. Hoe de deuren dichtgaan en de trein vertrekt. Iets in mij heeft beslist dat dit een trein te ver zou zijn geweest. Naar huis is de enige weg.

Iets is een buik. Ooit gehavend en weer geheeld, of bijna toch. Zelfs met een stuk eraf kan iets weer heel zijn. Anders heel. Wat was kan niet meer geheeld worden, wat is nog wel. Vaak is hij mild, maar hij heeft zijn principes en er zijn grenzen aan zijn geduld. Als het ritme te lang te zeer verstoord is, neemt hij het terrein in. Het afdwingen van luisteren. Ik zou hem dankbaar moeten zijn. En dat ben ik ook wel. Het ritme dat de buik verwacht om weer in zijn eigen plooi te vallen is het goede ritme, ik kan niet doen alsof ik het niet weet.

Het is raar hoe je je in het doen stort als iemand er ineens niet meer is. Doen dat een vorm van helen lijkt. Helen van wat nog niet stuk is. Preventief. Hoe je iedereen wilt zien. Een voor een. En telkens lang kijken. Zien of alles goed is. En nog eens kijken. Hoe onrustig het je maakt dat je het niet van iedereen weet de hele tijd. Hoe machteloos het je tegelijk maakt dat je niet bij iedereen kunt zijn. Je zou ze allemaal willen aanraken. En vragen: is alles goed, blijf je nog even hier, in dit leven, is alles goed, heb ik alles goed gedaan, … En zo graag zou je ook alleen willen zijn. Niemand die belt, niemand die komt, niemand die iets vraagt. Alleen de engelen mogen langskomen om zich rondom jou te scharen. En te helen. Maar terwijl gaat de tijd verder. En de anderen zijn allemaal nog daar. Je kijkt dus verder. Heb je ooit zo intens naar iedereen gekeken?

Zijn foto kijkt me aan. Hoewel hij naar een andere kant kijkt. Ergens in de ruimte. Ik vraag me af waar ik ben in deze ruimte. Waar is de plaats waar ik naartoe zou kijken, en hoe weet ik op basis daarvan waar ik ben? Als er nu een foto van me gemaakt zou worden, waar zou ik dan naar kijken?

Er is een drang om tussen al het andere door stukjes op te ruimen. Elke week één vierkante centimeter. En tegelijk te beseffen dat al die andere niet zijn opgeruimd. Maar toch elke week die ene. En er dan naar kijken.

Geen opmerkingen: