10 mei 2008

Kijken

‘Waarom sta je daar? Kom toch hier staan.’
‘Ik was aan het luisteren, maar ik kom wel. Heb je liever dat ik daar sta?’
‘Ja, dat is beter. Dat weet je toch.’
‘Nee, dat wist ik niet.’
‘Doe niet zo. Soms denk ik dat je echt verlegen bent.’
‘Ik wou even een verhaal horen. En niets moeten zeggen. Hier heb ik niet altijd iets klaar. Maar jij doet het geweldig.’
‘Dat lijkt dan alleen maar zo. Voel maar, hoe onrustig ik ben.’
‘Ik had het al wel gezien. Maar het geeft niet denk ik.’
‘Als jij het zegt.’
‘Misschien ben ik wat in de war. Dit is toch een speciale plek, en een speciaal moment. Misschien had ik verwacht dat iedereen anders zou zijn. Een beetje kleiner.’
‘Misschien maakt het voor hen niet uit.’
‘Misschien niet. Soms wil ik gewoon trage verhalen. Waar ik nadien aan terug kan denken.’
‘Je bent even goed in de andere, dat weet je.’
‘Kijk daar, de kinderen. Ze hebben alle tijd.’
‘Soms zou ik willen dat ik het ook kon. Zo.’
‘Ben je het kwijt?’
‘Ja, ik ben het kwijt. Sinds toen. Er is iets gekomen hier, iets dat soms hard voelt. En het zit hier.’
‘Je kunt het zien aan hoe je beweegt.’
‘Ik dacht al dat jij het gezien had.’
‘Soms denk ik dat je te hard bent voor jezelf. Het is niet nodig.’
‘Het kan niet anders. Voorlopig toch nog niet.’
‘Sluit eens even je ogen. Voel je dit?’
‘Ja.’
‘Dan komt het wel goed. Zei hij op ernstige wijze.’
‘Zot!’
‘Heb je nu al gelezen wat ik schreef?’
‘Nee, nog niet.’
‘Het is niet erg.’
‘Ja, het is wel erg. Ik wou het wel, maar het ging gewoon niet.’
‘Ik vraag me af wat je ervan zult vinden.’
‘Misschien moet het eerst stil zijn. Om te kunnen lezen. Begrijp je dat?’
‘Ja hoor, natuurlijk. Ik hoorde daarnet de andere verhalen. En telkens vraag ik me af waarom die woorden zo groot zijn.’
‘Hoe bedoel je?’
‘De woorden lijken zo gekozen. Gekozen en geschikt. Tot het plaatje vol is. Ze zijn te groot. Als een bloemstuk dat te netjes is, met te veel felle kleuren, iets in die aard.’
‘Ik vond het wel mooi.’
‘Mooi misschien wel. Maar een beetje zoals een stem die te veel dictielessen heeft gehad. Dat is ook mooi, maar het is te mooi of zo.’
‘Dat is niets voor jou denk ik. Maar voor jou zijn de woorden nooit eenvoudig. Het lijkt wel alsof je er altijd mee moet vechten.’
‘Ja, dat is zo. Ik zou willen dat het anders was, maar het is niet zo.’
‘Ik zie het aan jou als het zo is. En soms ben ik een beetje jaloers. Dan zou ik ook iets willen dat zo zou ingrijpen.’
‘Dat is mooi.’
‘Kijk, hoe ze met elkaar spelen. Ik had het niet verwacht. Het lijkt zo gemakkelijk. En ze houden toch hun vrijheid.’
‘Ja, maar let eens op hoe zij kijkt. Zie je dat? Nu.’
‘En hij doet het nog ook.’
‘Ja, alleen weet hij het nog niet.’
‘Ik zag wel hoe je keek.’
‘Wanneer?’
‘Gisteren. Ik zag het wel.’
‘Ja?’
‘Maar het was goed. Jij wist het alleen nog niet.’
‘Maar nu wel dus.’
‘Ja. Zullen we nog een glas halen? Het is weer tijd.’
‘Ja, dat is goed.’

Geen opmerkingen: