Een titel in de krant: “Ik wil de geschiedenis ingaan als…” Het blijft toch raar, mensen die zo’n woorden over zichzelf kunnen gebruiken. Misschien kun je zeggen dat je zou willen dat een bepaald idee waar je voor staat, of een groep mensen met wie je je verbonden voelt een steen zou kunnen verleggen in de rivier. Misschien kun je hopen dat je ooit iets zult doen waardoor mensen je zullen herinneren. En heel misschien kun je ervan dromen dat wat je gedaan hebt onbewust ooit het verschil zal maken en van enige invloed zal geweest zijn op de loop der dingen, nadien bekeken. Die droom zou dan toch nog maar alleen gaan over de verandering waaraan je hebt meegewerkt, en niet over je eigen plaats.
Maar je eigen naam noemen, samen met de geschiedenis, in dezelfde zin, alsof je je kunt voorstellen dat je daar een plaats in zult krijgen, dat is nog wat anders. Het klinkt bijna alsof de geschiedenis een soort eregalerij is, waarvan je tegelijk vindt dat jij er in thuis hoort. Raar, dat je een droom, of ambitie, die je kunt hebben, zo nodig met jezelf moet verbinden. Dat je dingen wilt bereiken of veranderen, dat is mooi, maar die dingen zijn toch alleen maar belangrijk omwille van zichzelf. Zo zou het toch moeten zijn. Als je hard je best doet om de wereld een klein beetje groener en rechtvaardiger te maken, dan doe je dat toch in de eerste plaats omwille van dat doel, of voor de kinderen die je al dan niet zelf hebt.
Mensen zijn falende en haperende wezens, die er het beste van proberen te maken. Elke dag, elk uur, zijn er oneindig veel keuzes die je kunt maken, heel veel heel kleine, en soms een grotere. Al die keuzes zijn belangrijk. Ze nodigen je uit, om het goede te doen. Om alleen maar te luisteren naar een ander, en niet je eigen denkbeelden ertussen te laten komen. Om naar een ander te kijken alsof je haar of hem voor het eerst ziet. Om moedig te zijn, wanneer je dat kunt, en je hoofd niet af te wenden. Hoe je al die dingen doet, hoe je in al die afzonderlijke momenten staat, dat is misschien nog wel veel belangrijker dan het zichtbare resultaat dat ze zouden opleveren. Hoe bescheiden je bent, en hoe leeg je kunt worden, dat is misschien wel veel belangrijker dan de vraag of jouw naam in het boek van de geschiedenis zal worden geschreven.
En je weet het natuurlijk niet. Zo vaak faal je, doe je niet wat je had kunnen doen. Misschien ben je bang. Misschien laat je toch nog jezelf tussen jou en een ander komen, en zeg je tegen die ander dingen die je eigenlijk aan jezelf aan het zeggen bent. Misschien laat je kansen voorbij gaan om te kiezen voor de kleine liefde.
Wat wil je achterlaten, wat wil je dat er achterblijft? Langzaam verdwijnen in de herinnering van een ander, dat is toch al heel mooi. Misschien hopen dat er sommige mensen zijn die jou goed kenden en na jouw leven zullen denken dat je toch af en toe een goed mens was. Misschien in je leven iets maken, een mooi verhaal of een mooie kast, dat er nadien nog zal zijn, niet omwille van jou maar enkel omwille van zichzelf. Misschien is zo’n verlangen, de stiekeme hoop dat je iets zult maken dat zou kunnen blijven, al te veel.
Misschien wil je wel dat het leven blijft, en geef je het daarom door, aan je kinderen, of in de vorm van liefde aan al wie je dierbaar is. “Ik zou willen dat het leven blijft.” Dat zou al een heel andere kop in de krant zijn.
Je ziet jezelf, met alle deuken en littekens, met alle fouten die je maakte, al je onvermogen en al het gestamel. In de galerij van het onaffe, het tekortschietende. Het de volgende keer beter doen, en als dat niet lukt de keer daarna. Dat is al een mooie ambitie. Het is een ambitie die heel ver staat van de geschiedenis die sommigen in willen gaan, maar er misschien toch meer mee te maken heeft dan het lijkt.
Sommige mensen gebruiken te veel het woord ik in zinnen waar er meer plaats zou moeten zijn voor de twijfel en de voorzichtigheid. Ik zou het woord van het domein van de kwetsbaarheid moeten zijn, niet dat van de wil tot inname. Misschien zou dat wel goed zijn voor de geschiedenis.
Maar je eigen naam noemen, samen met de geschiedenis, in dezelfde zin, alsof je je kunt voorstellen dat je daar een plaats in zult krijgen, dat is nog wat anders. Het klinkt bijna alsof de geschiedenis een soort eregalerij is, waarvan je tegelijk vindt dat jij er in thuis hoort. Raar, dat je een droom, of ambitie, die je kunt hebben, zo nodig met jezelf moet verbinden. Dat je dingen wilt bereiken of veranderen, dat is mooi, maar die dingen zijn toch alleen maar belangrijk omwille van zichzelf. Zo zou het toch moeten zijn. Als je hard je best doet om de wereld een klein beetje groener en rechtvaardiger te maken, dan doe je dat toch in de eerste plaats omwille van dat doel, of voor de kinderen die je al dan niet zelf hebt.
Mensen zijn falende en haperende wezens, die er het beste van proberen te maken. Elke dag, elk uur, zijn er oneindig veel keuzes die je kunt maken, heel veel heel kleine, en soms een grotere. Al die keuzes zijn belangrijk. Ze nodigen je uit, om het goede te doen. Om alleen maar te luisteren naar een ander, en niet je eigen denkbeelden ertussen te laten komen. Om naar een ander te kijken alsof je haar of hem voor het eerst ziet. Om moedig te zijn, wanneer je dat kunt, en je hoofd niet af te wenden. Hoe je al die dingen doet, hoe je in al die afzonderlijke momenten staat, dat is misschien nog wel veel belangrijker dan het zichtbare resultaat dat ze zouden opleveren. Hoe bescheiden je bent, en hoe leeg je kunt worden, dat is misschien wel veel belangrijker dan de vraag of jouw naam in het boek van de geschiedenis zal worden geschreven.
En je weet het natuurlijk niet. Zo vaak faal je, doe je niet wat je had kunnen doen. Misschien ben je bang. Misschien laat je toch nog jezelf tussen jou en een ander komen, en zeg je tegen die ander dingen die je eigenlijk aan jezelf aan het zeggen bent. Misschien laat je kansen voorbij gaan om te kiezen voor de kleine liefde.
Wat wil je achterlaten, wat wil je dat er achterblijft? Langzaam verdwijnen in de herinnering van een ander, dat is toch al heel mooi. Misschien hopen dat er sommige mensen zijn die jou goed kenden en na jouw leven zullen denken dat je toch af en toe een goed mens was. Misschien in je leven iets maken, een mooi verhaal of een mooie kast, dat er nadien nog zal zijn, niet omwille van jou maar enkel omwille van zichzelf. Misschien is zo’n verlangen, de stiekeme hoop dat je iets zult maken dat zou kunnen blijven, al te veel.
Misschien wil je wel dat het leven blijft, en geef je het daarom door, aan je kinderen, of in de vorm van liefde aan al wie je dierbaar is. “Ik zou willen dat het leven blijft.” Dat zou al een heel andere kop in de krant zijn.
Je ziet jezelf, met alle deuken en littekens, met alle fouten die je maakte, al je onvermogen en al het gestamel. In de galerij van het onaffe, het tekortschietende. Het de volgende keer beter doen, en als dat niet lukt de keer daarna. Dat is al een mooie ambitie. Het is een ambitie die heel ver staat van de geschiedenis die sommigen in willen gaan, maar er misschien toch meer mee te maken heeft dan het lijkt.
Sommige mensen gebruiken te veel het woord ik in zinnen waar er meer plaats zou moeten zijn voor de twijfel en de voorzichtigheid. Ik zou het woord van het domein van de kwetsbaarheid moeten zijn, niet dat van de wil tot inname. Misschien zou dat wel goed zijn voor de geschiedenis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten