29 januari 2011

Hoe zou je het willen

Hoe zou je oud willen worden? Je denkt er wel eens aan, terwijl je bezig bent met oud te worden (al ben je natuurlijk nog heel erg jong, daarover kan geen twijfel bestaan).

Je ziet de mensen op het feest. Ze zijn bijna allemaal ouder. Ze doen dat goed. Even kun je je voorstellen dat jij er ook zo zou kunnen staan, binnen een jaar of vijftien. Mooi rechtop, ondertussen helemaal grijs, minzaam glimlachend. En misschien nog altijd even goed in staat tot verontwaardiging. Misschien wel meer, maar toch ook anders.

Je hoorde een verhaal over een retraite. Een week lang in een klooster. Dus ook een week lang niet mogen lezen. Je kunt je allerlei dingen voorstellen die je perfect een week zou kunnen missen, langer zelfs. Maar geen woorden, dat is ondenkbaar. Soms ben je bang. Zullen al die woorden nog op je wachten, terwijl je oud begint te worden? Je hoopt dat ze er tot de laatste dag zullen zijn.

Je denkt aan je lieve grootmoeder. Ze is lang in het leven gebleven. Jij bent een man, je zult het zo lang wel niet trekken. Hoewel, waarom niet? Men heeft het tegen je gezegd, dat je niet mag denken dat je niet oud zou kunnen worden, dat je dat niet meer mag denken. Dus, waarom niet? Zou je haar wijsheid er ook bij krijgen dan?

De oude man op de bank naast je in de trein vertelt zijn hele leven aan de jonge man die tegenover hem zit. Hoe hij een medaille van de koningin der Nederlanden heeft gekregen. Het maakte hem allemaal niet zoveel uit, eerlijk gezegd, het was allemaal goed. De jonge man stapt een halte eerder uit. De oude man staat rustig op bij de volgende halte, en zegt tegen de andere mensen: doet u maar hoor, ik heb toch alle tijd. Hij lijkt gelukkig te zijn.

Of je wel de tijd zult hebben om met iedereen vrede te sluiten zoals het hoort, je weet het niet.

Of je leven goed genoeg zal geweest zijn, in het geval dat je toch niet oud zou worden. Moeilijke vraag. Het antwoord zou elke dag ja moeten zijn. En dat terwijl er ook elke dag iets onvervangbaars bij zou kunnen komen.

Soms zie of lees je een interview met een oude man of vrouw, en dan denk je: die lichtheid zou ik wel willen. Het is geen frivole lichtheid, geen onwetende, integendeel zelfs. Het is een lichtheid die pas komt na veel zwaarte.

Het kan zijn dat er meer pijn bij komt. Het kan ook zijn dat er pijn verdwijnt. En het kan zijn dat dat niet meer uitmaakt.

Soms zie je alleen de praktische dingen. Wat zul je doen als je je been niet meer over de fietsbuis krijgt?

En je ziet jezelf ineens zitten, in die zetel, maar nu ben je oud geworden. Je zit er nog steeds, en kijkt nog altijd naar het licht. De planten zijn ondertussen al wel erg gegroeid. Maar je zit er nog altijd graag. Je hebt je voorgenomen om nu zo stilaan toch eens de klassiekers te gaan lezen, of zoiets. Allemaal dan.

En de verhalen, zullen ze er nog zijn? Weet je nog toen? Wat dacht je toen, vertel het nu eens?

Misschien begin je op een bepaald moment wel met het schrijven van brieven die laatste brieven zouden kunnen zijn. Het zou mooi zijn. Dat men een stapeltje brieven zou vinden, met een mooi rood lint rond. Voor iedereen een mooie brief met laatste woorden.

Misschien zul je soms ineens bang worden, omdat er niemand meer achter je staat, en ondertussen ook niemand meer voor je. Alleen nog mensen naast je. Misschien zal dat gebeuren, en zal de paniek toeslaan. Misschien gaan ze ook gewoon weer voorbij, die momenten.

Misschien zal alles gewoon vanzelf gaan. Alle dingen die je je nu voorstelt, die zouden kunnen gebeuren. Al die dingen waarvan je denkt dat je zult weten wanneer ze gebeuren. Misschien schuiven ze gewoon rondom jou voorbij, en zul je nog steeds denken aan wat er zal gebeuren als je ooit oud zult zijn.

Geen opmerkingen: