Je loopt naar het station, na een goed gevulde werkdag. En je denkt alleen maar: wat is de lucht mooi. Je herhaalt het nog eens in je hoofd: wat is de lucht mooi. Je vraagt je af waaraan je dat mooie cadeau verdiend hebt.
De vrouw op het podium staat een beetje houterig te bewegen terwijl ze haar teksten declameert over de muziek. Je probeert de woorden te zien die zij zegt. En tegelijk denk je: die wat lichtere lippenstift die je nu op hebt, staat je toch veel beter dan die fel rode.
En je denkt aan zondagochtend. Hoe je opstond. Hoe je de gordijnen optrok, en alleen maar dacht: wat is de lucht mooi. Je haalde snel je fototoestel, voor het geval de lucht weer zou verdwijnen. Daarna kon de dag verder beginnen.
De radio maakt je plots wakker uit een hevige droom. Je hoopt in dat ene moment dat je je droom nog even vast zou kunnen houden. En het lukt. Hij zal de hele dag in je hoofd blijven hangen.
Je loopt door de stad, het is al donker geworden. Je probeert je vermoeidheid zachtjes van je af te laten glijden, naar je schaduw. Die schaduw blijft je trouw, al heel lang ondertussen. Je loopt iets trager dan anders, denk je. Hoopt dat je niets meer moet zeggen voor de rest van de avond.
Vertellen we elkaar wel de verhalen die er echt toe doen? Je weet het niet. Soms is het niet erg om de vertrouwde weg te kiezen. Soms is de andere beter. Misschien laten we nog te veel ongezegd. En ongeroerd.
Je verlangt naar een thuiskomst. Je beseft het ineens, terwijl je over het smalle voetpad loopt. Je zou heel graag helemaal thuiskomen nu. En de deur achter je dichttrekken. Je zou een warm hoekje kunnen zoeken, om je daar tot een klein bolletje te maken.
Je verlangt naar muziek. Je staat voor de kast, tot ze jou vindt. “Oh, pray for you, pray for me, / Sing it like a song -/ Life is short but, by the grace or cruel heart of God/ The night is long” En je weet weer dat je daar wilde zijn.
De verhalen over de wonden die de tijd niet kon helen blijven door je hoofd gaan. Ze maken je klein, en een beetje wankel. Je handen zullen altijd wel te klein blijven. Iemand zegt je dat je er een beetje moe uit ziet, en vraagt wat er is. Je zegt het maar niet.
Je komt thuis, na het concert. Het is al laat. De heldere maan heeft je begeleid op je hele tocht tot hier. Je sluit de gordijnen, en ziet hoe het licht van de maan er rustig doorheen komt. En je weet dat je de goede gordijnen hebt gekozen. Het licht zal altijd bij je komen, uiteindelijk.
Niet te warm, zeg je tegen jezelf, in het kader van de innerlijke dialoog. Niet te veel verwennen, niet te gemakkelijk toegeven aan wat je wel zou willen. Het is gemakkelijker zo, het genot op voldoende afstand houden. Zo kijk je in de spiegel.
De volgende maand komt dichterbij. De maand waarin het licht zo mooi zal zijn. De maand waarin je zult weten dat de dagen langer worden. Je weet het eigenlijk nu al een beetje. Een beetje alsof je te vroeg je cadeau openmaakt. En denkt: wat is de lucht mooi.
De vrouw op het podium staat een beetje houterig te bewegen terwijl ze haar teksten declameert over de muziek. Je probeert de woorden te zien die zij zegt. En tegelijk denk je: die wat lichtere lippenstift die je nu op hebt, staat je toch veel beter dan die fel rode.
En je denkt aan zondagochtend. Hoe je opstond. Hoe je de gordijnen optrok, en alleen maar dacht: wat is de lucht mooi. Je haalde snel je fototoestel, voor het geval de lucht weer zou verdwijnen. Daarna kon de dag verder beginnen.
De radio maakt je plots wakker uit een hevige droom. Je hoopt in dat ene moment dat je je droom nog even vast zou kunnen houden. En het lukt. Hij zal de hele dag in je hoofd blijven hangen.
Je loopt door de stad, het is al donker geworden. Je probeert je vermoeidheid zachtjes van je af te laten glijden, naar je schaduw. Die schaduw blijft je trouw, al heel lang ondertussen. Je loopt iets trager dan anders, denk je. Hoopt dat je niets meer moet zeggen voor de rest van de avond.
Vertellen we elkaar wel de verhalen die er echt toe doen? Je weet het niet. Soms is het niet erg om de vertrouwde weg te kiezen. Soms is de andere beter. Misschien laten we nog te veel ongezegd. En ongeroerd.
Je verlangt naar een thuiskomst. Je beseft het ineens, terwijl je over het smalle voetpad loopt. Je zou heel graag helemaal thuiskomen nu. En de deur achter je dichttrekken. Je zou een warm hoekje kunnen zoeken, om je daar tot een klein bolletje te maken.
Je verlangt naar muziek. Je staat voor de kast, tot ze jou vindt. “Oh, pray for you, pray for me, / Sing it like a song -/ Life is short but, by the grace or cruel heart of God/ The night is long” En je weet weer dat je daar wilde zijn.
De verhalen over de wonden die de tijd niet kon helen blijven door je hoofd gaan. Ze maken je klein, en een beetje wankel. Je handen zullen altijd wel te klein blijven. Iemand zegt je dat je er een beetje moe uit ziet, en vraagt wat er is. Je zegt het maar niet.
Je komt thuis, na het concert. Het is al laat. De heldere maan heeft je begeleid op je hele tocht tot hier. Je sluit de gordijnen, en ziet hoe het licht van de maan er rustig doorheen komt. En je weet dat je de goede gordijnen hebt gekozen. Het licht zal altijd bij je komen, uiteindelijk.
Niet te warm, zeg je tegen jezelf, in het kader van de innerlijke dialoog. Niet te veel verwennen, niet te gemakkelijk toegeven aan wat je wel zou willen. Het is gemakkelijker zo, het genot op voldoende afstand houden. Zo kijk je in de spiegel.
De volgende maand komt dichterbij. De maand waarin het licht zo mooi zal zijn. De maand waarin je zult weten dat de dagen langer worden. Je weet het eigenlijk nu al een beetje. Een beetje alsof je te vroeg je cadeau openmaakt. En denkt: wat is de lucht mooi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten