05 december 2012

De idioten

Ze belde bij me aan, en vroeg of ze even binnen mocht komen.

‘Ik zag dat u de afwas stond te doen, en dat stelt me altijd gerust. Mensen zonder een afwasmachine, daar kan ik goed mee praten, denk ik.’

Ze was al behoorlijk zwanger. Ik feliciteerde haar en vroeg of ze niet te veel last had van de zwangerschap. Dat viel best mee. Voor zover ik kon zien, was zij geen prinses. Het zou haar dus bespaard blijven dat de dag na de aankondiging van de uitzettende buik er al computersimulaties in de krant zouden staan van hoe het kind in de buik eruit zou kunnen gaan zien. Over haar buik ook geen berichten in het nieuws met de woorden voor extreme ochtendmisselijkheid die zou kunnen wijzen op een tweeling in aantocht. Dat je dat hebt, is toch al erg genoeg, denk ik dan. Moet dat dan ook nog allemaal in de krant? Ik kon weer iets toevoegen aan mijn lijstje ‘dingen die ik gelukkig nooit geworden ben’: gelukkig ben ik geen prins, en gelukkig ben ik niet met een prinses getrouwd, gelukkig ben ik nog niet zwanger.

Ik bood haar meteen mijn zachte leeszetel aan. Die heet Theo. Maar dat is verder geen probleem, hij zit gewoon geweldig goed. Is wel een XL-maat, en zij was wat aan de kleine kant. Buik wat vooruit, bengelende benen.

‘Ik heb het gevoel dat mijn zwangerschap vooral een effect heeft op de hormonen van mijn vriend. Hij staat zo scherp de hele tijd. Letterlijk en figuurlijk. Sinds hij zoveel is afgevallen, is dat alleen maar erger geworden. Vroeger was hij nog grappig. Nu veel minder. En sinds hij die streepjespakken aan heeft, is de humor helemaal ver te zoeken.’

Ze keek naar een punt ergens in de verte (ongeveer in mijn keuken waarschijnlijk). Haar ogen leken vermoeid, terwijl ze veel aanleg hadden voor guitigheid. Dat zag je aan de pretrimpeltjes.

‘Ik heb veel last van de oprukkende verbale agressie. Ik kan er steeds minder tegen eigenlijk. Mensen roepen de hele tijd, kankeren over alles, zeuren en zagen, en geven de schuld aan anderen, aan alle anderen. Mijn vriend heeft daar ook last van. En hij heeft het dan altijd over ‘ze’. Weet u wie ze zijn? Ik ook niet. Dan roept hij ineens, tussen het hoofdgerecht en het dessert. Ik had die tagliatelli met savooikool gemaakt van Jeroen Meus, lekker trouwens. Hij roept dan: en als ze vinden dat ik de afwas met de hand moet doen, dat ze het dan vooral zeggen! Dat is zo’n stijlfiguur, die als ze het…dat ze het dan… En ik vraag dan nog wie die ze wel zouden zijn. En dan kijkt hij me aan met zo’n blik van, uweetwel.’

Ik wist het eigenlijk niet, maar haar ogen leken nog droeviger te worden. Het punt in de verte was nu al dichterbij (ongeveer ter hoogte van de piano waarschijnlijk).

‘En ’s morgens in de badkamer is er ook altijd wel iets. Een kwartier voor de wekker afgaat, duwt hij mij uit bed, want dan moet ik voor hem de verwarming aan gaan zetten in de badkamer. Ik kruip dan nog even terug in bed, en dan staat hij op. Als ik dan na een tijdje ook in de badkamer wil, dan mag ik niet binnen. Hij roept dan: de badkamer is niet van iedereen, de badkamer is deze ochtend vooral van mij. En dan sta ik daar in mijn blootje in de gang. Vroeger zou ik dan koffie zijn gaan zetten, maar met de zwangerschap kan ik die geur van koffie niet zo goed verdragen. Niet extreem hoor, gewoon een beetje.’

Ik had haar ondertussen ook al mijn dekentje aangeboden. Ze had zich er helemaal in teruggetrokken.

‘Maar daarnet was het echt wel genoeg geweest. Ik had net de afwas gedaan. En hij zat daar bij de televisie met zijn bretellen te spelen, en terwijl commentaar te geven bij elk punt van het nieuws. Ik zei dat ik het eigenlijk helemaal eens was met die vrouwen die kwaad waren op de baas van VOKA omdat er geen vrouwen als spreekster waren gevraagd voor hun congres. Hij draaide zich om, zijn ogen bliksemden, en hij riep dat dat de meest idiote opmerking was die hij ooit had gehoord. Ik reageerde nog dat ik het niet heel erg fijn vond om door mijn eigen vriend voor idioot te worden uitgescholden. Waarop hij zei dat ik duidelijk ruzie zocht, dat het een valstrik was van mij. En toen heb ik maar gezegd dat ik even een wandelingetje ging maken en terwijl nadenken over De lenige liefde. Die laatste hint begreep hij niet helemaal, denk ik.’

We hebben nog even doorgepraat over mooie gedichten, de schoonheid van zwangere vrouwen, de kunst van de zachte omgang met elkaar, het voordeel van afwasbakken die hoog genoeg staan zodat je geen extra rugpijn krijgt, het nadeel van te diepe afwasbakken eens je hoogzwanger bent, die heel erg mooie dansfilm op de muziek van Sigur Rós (en de traantjes natuurlijk) en hoe je hoopt dat je toch nog altijd iets meer in de afvalzak krijgt omdat je nog geen zin hebt om hem al uit de vuilnisbak te halen. En toen vertrok ze weer.

‘Eigenlijk is hij wel lief hoor. Soms toch. Hij wordt alleen zo zenuwachtig van die zwangerschap, denkt dat hij alles fout zal gaan doen. Maar ik trek hem er wel doorheen, het komt wel in orde.’

Geen opmerkingen: