11 december 2012

De niet-ergernissen

Er zijn van die verheven theorieën. Die stellen dat je, kort samengevat, in veel gevallen zelf de bron van je eigen lijden bent. Of anders gezegd: de stress die je ervaart, die komt er in veel gevallen door hoe je je zelf opstelt. Als men die ‘in veel gevallen’ erbij zegt, dan is dat nog wel een interessante theorie. Uitdagend ook. Met iets meer mindfulness kom je al een heel stuk. Als men die ‘in veel gevallen’ weglaat, en vervangt door iets als ‘altijd’, dan is het een stelling die vooral voor veel stress zorgt, denk je.

Maar goed, in het kader van de permanente zelfopvoeding, het nastreven van een minuscule stap vooruit op de weg van de verlichting (in jouw geval een road to nowhere) blijf je oefenen in pogingen tot zen. En zo zou je lijstjes kunnen maken van dingen waar je je vooral niet aan ergert, vooral niet. De ergernis die je voelt, is daar dan enkel om didactische redenen. Om te voelen, met andere woorden, hoe ze weg kan glijden, van je af kan glijden, als water. Of iets in die aard.

Zoals daar zijn. Sommige politici. Zichzelf serieus nemende politici zelfs. Niet alle politici natuurlijk, maar politici die luidkeels verkondigen dat vanaf nu alle Antwerpenaars Nederlands moeten spreken, en die boodschap aan de wereldgemeenschap brengen in een gruwelijk Antwerps accent. In het kader van de rechten en de plichten zou het natuurlijk niet geheel onwenselijk zijn als er een zeker respect is voor dat Nederlands. Terwijl het in het journaal komt, zit je luidop te roepen tegen het scherm, maar dat is natuurlijk om het af te leren.

Zoals daar zijn. Sommige politici. Zichzelf heel erg serieus nemende politici. Niet alle politici, maar wel politici die ’s morgens vroeg op de radio komen vertellen over de voorzittersverkiezingen van de dag daarvoor die ze niet gewonnen hebben. Dan denk je nog, vol mededogen: het is natuurlijk niet fijn om te verliezen met toch nog een behoorlijke score. Je denkt dan nog: als de wel verkozen voorzitter een beetje slim is, gaat ze over tot de grote omarming. Maar dat die verliezende kandidaat-voorzitter dan net iets te affirmatief begint te toeteren dat hij de morele overwinnaar is, dat hij het toch wel verbazend vindt dat er sinds de uitslag bekend werd – en dat is toch al wel enkele uren – nog geen enkel signaal is gekomen – wat is dat toch met al die signalen altijd? – in zijn richting, dat hij toch wel verwacht snel uitgenodigd te worden, dat zijn team van gedreven mensen nog steeds verder werkt, vanzelfsprekend, en dies meer. Dan denk je: moet dat nu eigenlijk wel, hebben we echt nood aan het ondergaan van het etaleren van zoveel teer ego, op een maandagochtend net na zeven uur? Tot je beseft dat je eigenlijk bezig was om mindful je muesli te eten. Wat niet helemaal lukte.

Zoals daar zijn. Net iets te enthousiaste conferentievoorzitters. Ze zijn ongetwijfeld iets als project manager of zo. Ze werken ongetwijfeld heel erg hard, acht dagen op zeven. Ze zitten niet voor niets strak in het perfecte mantelpakje, helemaal gezandstraald. Ze zijn niet zomaar angstaanjagend efficiënt. Ze kunnen die subsidiedossiers voor de Commissie feilloos invullen, waarna de miljoenen euro’s in hun richting stromen. Ze doen het allemaal. En daar valt nog wel mee te leven, zo lang je niet met hen moet leven, permanent blootgesteld aan hun scherpe blik die jouw structureel en genetisch verankerd permanent falen in een flits van een milliseconde zou opmerken en neersabelen. Dat gaat dus allemaal nog wel. Maar dat ze het dan in hun inleidende presentatie, waarin ze het project voorstellen, de hele tijd hebben over de ‘journey’, dat is er toch een beetje over. Denk je. Je concentreert je hevig op je universele saaiheid, en de adem trekt zich langzaam terug in de eigen bedding. Dat beeld je je toch in.

Zoals daar zijn. Mensen die iets te enthousiast op feesboek de werkelijkheid in ongefilterde vorm willen dupliceren. Je denkt nog even dat er een soort peilloos diepe diepere laag in die woorden zit die jij natuurlijk nog niet kunt bevatten, met je uitermate beperkte intellectuele vermogens. Iets als een haiku, een fenomeen van de beschaving dat er maar niet in slaagt je te overtuigen. (De hele tijd denk je: wat ben ik toch een oen – dat wisten we al trouwens – dat ik die betekenis, die tweede laag maar niet vat. Tot iemand je zegt dat er geen tweede laag is. Of zo.) Ga je dus op een vrijdagochtend dapper op weg naar het werk. De hele week wordt al het totale armageddon qua winterprik aangekondigd. Blijkt dat nogal mee te vallen. Zodra je dan op het werk je computer aanzet, blijkt er iemand op zijn feesboek te zetten: ‘de eerste sneeuw’. Ja, en? Komt er nog iets? Voegt jouw status iets toe aan wat ik zelf al gezien heb daarnet, roep je tegen het scherm, in stilte dan, het moet wel een beetje deftig blijven? Kun je me iets laten zien? Een grotere macht die aan het werk is, het ontdekken van troost die me zou kunnen verzoenen met mijn leven op de dool? Nee. De eerste sneeuw. Meer niet. Tot je beseft: Jean, dit is een oefening in zenzen, zen in de tweede macht of zo. O, op die manier…

Zoals daar zijn. Mensen die niet kunnen wachten tot alle mensen uitgestapt zijn uit de trein en zich naar binnen wringen om toch maar die plaats te bemachtigen waar ze zich kunnen barricaderen met hun tas naast zich en hun hele muziekinstallatie – wat een joekels van koptelefoons toch tegenwoordig – op hun kop. Mensen in je appartementsblok die te lui zijn om hun oud papier mee naar boven te nemen en dus gewoon de kranten en folders naast de brievenbus op de grond leggen, rekenend op ‘de’ kabouters die dat wel zullen doen, en niet willen weten dat jij ‘de’ kabouters bent. Mensen die veel te traag door de winkelstraat slenteren, helemaal mindful natuurlijk, maar daar heb jij geen boodschap aan, en doen alsof ze alle tijd hebben, wat misschien ook wel zo is, en zo volop bezig zijn met het voorkomen van een hartinfarct, wie weet, maar ondertussen toch maar slenteren, vreselijk. Mensen die je op straat vragen waar die gratis parking is, en jij die hen een bepaalde richting uitstuurt, nadien denkend dat je hun vraag verkeerd verstond, waardoor je hen misschien wel verkeerd stuurde, waardoor je je eerst – zoals zo vaak – schuldig voelt, wat je dan daarna probeert om te turnen tot een heldendaad, daarbij geïnspireerd door het legendarische verhaal Wo ist der Bahnhof van Koot en Bie, met de al even legendarische gebroeders Temmes, wat toch niet geheel lukt.

Maar gelukkig zul je ooit helemaal mindful zijn. In een volgend leven. Ongetwijfeld.

Geen opmerkingen: