23 december 2012

Ver weg

‘Hee, ben je al lang wakker?’
‘Ja, eigenlijk wel. Ik heb maar heel weinig geslapen.’
‘Lag je weer te piekeren?’
‘Ja, een beetje.’
‘Waarom maak je me dan niet wakker?’
‘Waarom zou ik dat doen?’
‘Dat mag. Dat weet je toch.’
‘Het was heel mooi eigenlijk, te horen en te voelen hoe je lag te slapen. Alsof je je helemaal veilig voelde.’
‘Natuurlijk, wat dacht je dan?’
‘Ik moet er altijd nog een beetje aan wennen.’
‘Geloof het maar gewoon.’
‘Ook als je slaapt, ben je heel mooi, wist je dat al?’
‘Het is al goed.’
‘Gelukkig voor jou heb je niet gehoord hoe die mevrouw hier boven deze nacht weer ruzie aan het maken was.’
‘Met wie?’
‘Aan de telefoon, denk ik. Ze roept dan de hele tijd. Het is haar ex, denk ik, de vader van haar kinderen. Want daar roept ze de hele tijd over.’
‘Kun je dat dan verstaan?’
‘Ja, soms wel, door de verluchting, in de badkamer.’
‘Wat erg.’
‘Ja.’
‘En? Ben je vandaag nog zo verlegen als gisteren? Laat me eens kijken.’
‘Ik denk het wel.’
‘Dan zullen we daar opnieuw iets aan moeten doen.’
‘Dat zien we nog wel.’
‘Weet je, ik denk dat je soms een beetje te serieus bent. Alles wat je me gisteren vertelde. Hoe je jezelf eindeloos in vraag stelt, elke keer opnieuw. Hoe je altijd het goede zou willen doen. Ik denk soms dat je je veel te veel zorgen maakt over de anderen. Je hebt best wel krediet.’
‘Ik weet het niet, of het zo is. Ik wil gewoon graag het goede doen, en dat lukt zo vaak niet.’
‘Het lukt heel vaak wel.’
‘Ja?’
‘Ja. Waarom lig ik hier anders, denk je.’
‘Waar heb ik dat aan verdiend, ik vraag het me nog altijd af.’
‘Onnozelaar.’
‘Ik meen het eigenlijk wel. Ik weet dat ik dat niet mag zeggen, maar het blijft een mysterie. Een heel mooi mysterie, dat wel.’
‘Je bent vermoeiend soms. Moet je daar zo oud voor geworden zijn?’
‘Nu moet er zo’n lachebekje in de lucht verschijnen, met van die blozende wangetjes.’
‘Weet je, ik ben echt, heel erg echt. Wen er maar aan. Want ik ben niet van plan weg te gaan.’
‘Maar misschien wel na het ontbijt.’
‘Nee, ook dan niet.’
‘Het was mooi, hoe je over je kinderen vertelde. Ik heb er nog veel over nagedacht vannacht, ook daarover.’
‘Het is maar gewoon, eigenlijk. Het zijn gewoon verhalen.’
‘Nee, voor mij niet.’
‘Het is wel lief, hoe je luistert naar al die verhalen.’
‘Ik wil het allemaal weten.’
‘Het was wel bijzonder eigenlijk, door dat alles te vertellen, moest ik zelf over sommige dingen nadenken. Hoe het nu eigenlijk is, hoe ik erover denk. Dat was wel goed, op een of andere manier.’
‘Het ontroerde me heel erg. En het maakte me een beetje onzeker ook. Ik weet niet of ik wel groot genoeg ben voor jou. Niet qua lijf of zo, want dat valt wel mee. Maar ik denk dat ik niet zoveel verhalen heb.’
‘Ga je weer beginnen?’
‘Wie ben ik eigenlijk. Oud, ja, dat wel. Maar ik ben gewoon alleen met mezelf, bij wijze van spreken. En dat is niet zo spannend.’
‘Dat mag je echt niet zeggen.’
‘Nee?’
‘Nee. Ik zie hier trouwens al enkele spannende dingen.’
‘Ik moet dringend ontbijt gaan maken, denk ik. Wil je ook koffie?’
‘Ja, sterke.’
‘OK.’
‘Maar je moet nog even wachten.’
‘Waarom?’
‘Ik moet je nog iets in je oor fluisteren.’
‘Nu?’
‘Ja, nu.’

Geen opmerkingen: