28 juli 2013

Aangespoeld

’s Nachts bij het raam zitten. Zien hoe het water uit de lucht stroomt. Misschien is er een rivier daarboven. Misschien is er een lek in. In die rivier. En loopt hij nu leeg. Net hierboven dus. En zoveel licht. Misschien heeft iemand nachtvrees daarboven.

Misschien ben je aangespoeld hier. Ergens in dit leven.

Je denkt aan iemand. Wat je zou willen kunnen doen nu. Het kan niet. Je bent hier nu. Je zit te kijken naar het water. Misschien wel naar de rivier.

Gek. Hoe ben ik hier ooit terechtgekomen, denk je. Dat je hier zomaar kunt zitten. Het water blijft buiten, jij bent binnen. De muren zijn sterk, ze zullen je beschermen.

Zou het kunnen dat er mensen zijn die weten waar ze naartoe moeten gaan? Die het weten? Die weten: daar hoor ik bij, hier ben ik thuis?

En ook al blijf je lang. Ergens. Dan nog. De ontheemding glijdt nooit van je af.

Je bent best rustig, als je ’s nachts door het huis loopt. Het is ooit anders geweest, denk je.

Zoals je vroeger je voet moest duwen in een schoendoos vol met klei, waarna men met die afdruk aan de slag ging (om steunzolen te maken). Zo kunnen mensen blijkbaar een afdruk in je ruimte maken. Je kunt die afdruk betasten. Als reliëf in wat een leegte lijkt.

Je hoorde het wel eens iemand zeggen: het was tijd nu, dit alles moest nu gebeuren. Zou het zo zijn? Rimpels in de tijd, hobbels. Aan deze en gene kant, het is niet hetzelfde. Zo zou het dan zijn.

Verbazend. Telkens weer die herkenning. Iemand herinnert zich jou. En tussen dat moment en een nu lijkt er een lijn te zijn. Het zal wel nooit helemaal wennen. Misschien kun je daaraan wennen.

En terwijl stroomt het water over de stenen. Buiten, daar.

Je lichaam heeft een leeftijd. Je voelt het nu. Soms weet je het niet, hoe het nu juist zit.

Iets lijkt heel even zo onoverbrugbaar, zo onherroepelijk. En iets zul je nooit terugkrijgen. Het woord terug suggereert dat je het ooit wel had. Zo is het niet.

Blijkbaar kunnen mensen een afdruk maken in je huid.

Spoel je zomaar bij elkaar aan? Ooit? Of heeft de tijd gewacht? En toch leek het ook alsof je je arm uitstak. Alsof je zei: ik wil jouw hand, alleen de jouwe. Misschien kan het allemaal.

Zou er een afdruk van jou bestaan in de huid van een ander? En zou die lang genoeg kunnen blijven? Diep genoeg kunnen zijn om dit water te overleven?

Je wou dat het zou kunnen. Iets met thuis. Dat je dat zou kunnen zeggen. Dat je dat zou kunnen laten voelen.

Hoe je daar stond, als kleine jongen, bij het raam met je grootvader. Je stak je hoofd onder het glasgordijn om alles nog beter te zien. Hij stond er ook. En jullie keken naar de bliksemschichten in de lucht. Er was een purperen gloed. En nu zit je hier te kijken. Iets probeert vruchteloos de nacht te verblinden. Telkens weer. Met zoveel licht. Maar alles schuift daarna weer terug naar nachtzwart.

Al die dingen die je niet weet. Al die bewegingen die je nooit leerde. Al die gaten, als kraters, niet meer te vullen. Misschien stromen zij ook wel een beetje gewoon aan je voorbij. Soms toch. Misschien is het wel tijd. Misschien moet je alleen maar kijken.

Je denkt nog steeds aan iemand. Je zou iets willen kunnen zeggen. Iets over hoekigheid, en falen. Iets over verlangen. En tijd. En de rivier, die er altijd zal zijn. In zoveel vormen, tegelijk.

Het begint minder hard te regenen, je hoort het, je ziet het. De lichtflitsen bewegen van je weg. Je blijft nog heel even zitten. En dan ga je terug naar bed. Je streelt iets in de ruimte. Het is tijd. Om te slapen.

Geen opmerkingen: