01 juli 2013

Hoe doe je dat, zo'n brief

Ik ontmoette hem in de winkel. In de Aveve. Ik stond daar te zoeken naar worteldoek, toen hij me ineens aansprak. Hij heette Lowie, ja met een w geschreven.

‘Sorry dat ik u zomaar stoor, maar ik heb u gelezen.’

Een merkwaardige aanspreking. Lowie was van het vrij stoere type. Een man die met zijn handen werkte, dat zag ik zo. Maar hij had iets zachts en breekbaars, je zag het alleen als je goed keek.

‘Ja, ik heb uw stukje gelezen over de liefdesbrief. En toen ik het las dacht ik: ja, dat is het. Het zit zo. Ik heb een geweldige vriendin. Ze heet Antoinette. En ze is echt geweldig. Ze hebben het wel eens over de liefde van je leven, wel, Antoinette is de liefde van mijn leven. Alleen kan ik het blijkbaar niet altijd goed duidelijk maken. Ik ben een beetje gesloten, denk ik. En het rare is, vooral bij haar. Misschien wil ik het te goed doen, denk ik dat alles wat ik zeg zal onderdoen voor hoe geweldig zij is. En dan zeg of doe ik soms niet al te veel. Denk ik. Ik denk dat zij denkt dat ik me niet echt wil binden of zo. Dat hoor je vaak van vrouwen, dat ze vinden dat mannen zich niet willen binden. En dat is misschien ook wel zo voor veel mannen. Maar niet voor mij. Ik wil niets liever dan me binden aan Antoinette. Maar ik denk dus dat zij denkt dat ik niet durf. En nu zoek ik al een tijd een manier om aan haar duidelijk te maken wat ik voor haar voel, en wel in een vorm die ze niet van mij verwacht. En toen las ik uw stuk, en toen dacht ik: ja, dat is het, een liefdesbrief. Maar hoe doe je dat, een goede liefdesbrief schrijven? Dat is de vraag.’

Die worteldoek kon nog wel even wachten. Nog voor ik iets kon zeggen, ging Lowie al weer verder.

‘Het moeilijke vind ik die vergelijkingen. Zo als: je bent zo mooi als… Ja, als wat? Waarmee moet je iets of iemand nu eigenlijk vergelijken? Daar kom ik helemaal niet uit. Als ik haar zie, dan wordt alles warm in mij, minstens, maar ik zie alleen maar haar. Ik zie daar dan geen beelden van andere dingen of zo bij.’

Ik probeerde hem uit te leggen dat het zo ook niet werkt. Als je zegt dat iemand zo mooi is als een roos, dan is het niet dat je een roos ziet, en ook niet dat zij echt op een roos lijkt. Het is meer een soort omweg. Je gebruikt de roos als het ware zoals een biljartbal die eerst tegen de rand botst en daarna bij het doel terechtkomt. Als je de omweg goed kiest, dan kun je de – in dit geval – roos in zekere zin toevoegen aan die persoon die je op zich al zo mooi vindt. Het is alsof je een nieuwe werkelijkheid ziet, onthuld door die omweg, door die effectbal dus.

‘Ja, nu begrijp ik het al een beetje. Maar het moet toch ook een beetje bijzonder zijn. Stel dat ik zou zeggen: jij bent zo mooi als de roos die ik je nooit zal kunnen geven. Dan zal zij vragen, misschien, waarom ik die roos niet kan geven. En als ik dan zeg dat die roos, die ik zou willen geven, zo uitzonderlijk mooi is, dat ik ze wel nooit te pakken zal krijgen, dan zal ze me met zo’n raar gezicht aankijken, en zeggen dat er iets niet klopt. En dan kan ik dat weer niet uitleggen, en dan zal ze denken dat ik haar helemaal niet mooi vind. Ik kan ook zeggen: jij bent zo mooi als de roos die alleen de eeuwigheid zich kan dromen. Maar is dat er niet een beetje over? Die als, dat wringt een beetje. Ik kan zeggen: jij bent zo mooi als alleen jij kunt zijn. Dan is dat goed bedoeld, heel erg goed, maar het kan zijn dat Antoinette dan denkt dat ze niet mooier is dan het beperkte niveau aan schoonheid dat haar gegund is door de natuur, of zoiets. Ik kan ook zeggen: ik zou je heel erg graag willen vergelijken met iets, maar alles schiet tekort, en ik kan alleen zeggen dat je heel erg mooi bent.’

Ik moest bij dat laatste even aan Shakespeare denken, Shall I compare thee to a summer’s day. Eigenlijk viel het nog wel mee, dacht ik, met zijn vergelijkingscapaciteit. Maar hij ging nog even verder.

‘Ja, en dan wordt het helemaal ingewikkeld als je onderdelen van het lichaam wilt gaan bezingen. Ik heb nog altijd een slechte herinnering aan iets wat we vroeger op school moesten lezen. In dat boek of gedicht of weet ik veel ging het over borsten als bloempetalen. En ik vraag me sindsdien al de hele tijd af wat ik me daar in godsnaam bij moet voorstellen. Het is toch een drempel, dat voel ik, om me aan delen van haar lichaam te wagen, vergelijkenderwijs dan. En je moet ook oppassen dat je het geheel niet uit het oog verliest, iets zoals de bomen en het bos, of het bos en de bomen. Ik moet daar altijd geweldig over nadenken, hoe dat nu juist zat. Je mag die lichaamsdelen niet isoleren, want dan lijkt het alsof je zo’n stuk objectiveert of zo, alsof je enkel borsten en billen ziet, om het even oneerbiedig te zeggen. Maar wat moet ik dan zeggen tegen Antoinette? Iets als: jouw billen zijn als de glimlach die ze teweegbrengen in mijn handen. Of: jouw borsten zijn als de geur van een laat verlangen op een onverwachte lentedag. Ik weet het toch niet zo goed. Die vergelijkingen, het blijft een probleem. Maar als ik gewoon zeg dat ik haar heel erg mooi vind, zo mooi als de woorden die ik niet kan stotteren, dan wordt die brief wel heel erg kort. En zou ze er dan nog wel blij mee zijn? Zou ze dan nog wel merken hoe graag ik haar zie?’

Ik had ondertussen stilaan het gevoel dat ik dringend op zoek moest naar die worteldoek. Ik zei hem dat het volgens mij geweldig mee zou vallen. Ik stelde voor dat hij een lange brief zou schrijven over zijn pogingen om een liefdesbrief te schrijven. Ik dacht nog even aan dat mooie gedicht van Eddy Van Vliet, Om tot een beschrijving te komen. Als hij zijn zoektocht naar de beste beschrijving van zijn mooie vriendin in woorden zou zetten, dan zou hij begonnen zijn aan een heel erg lange liefdesbrief, in eindeloos veel afleveringen. Hij keek me aan, en het was alsof iets in zijn hoofd ineens in elkaar klikte. Hij gaf me een heel stevige hand, en liep naar buiten. En ik kon verder zoeken naar de worteldoek.

Geen opmerkingen: