Vroeg het bed uit. Om naar de markt te gaan. De mevrouw van de kaas en het brood zegt dat ze dacht dat je wat later zou komen. Omwille van de vakantie. Maar dat is geen optie natuurlijk…
En daarna
snel weer de fiets op.
Al enkele
dagen sluimert iets van onrust net onder je huid. Het helemaal verbergen lukt
je niet. Al doe je je best. Iets over bezorgdheid. Zal het wel goed gaan? Zo’n
verre reis. Zal er niets gebeuren? Is ze niet te moe voor zo’n lange rit? En
alle varianten. Hoe zeg je het haar? Zoveel mogelijk verbergen, blijkbaar. En
dan toch maar even. Onhandig en stotterend, zoals steeds. En iets over missen.
Preventief.
Met haar op
weg. En ook de stem van de mevrouw in de nieuwe GPS. Wat de werkelijke
betekenis is van dat ‘links aanhouden’ of ‘rechts aanhouden’, ooit zul je het
misschien wel begrijpen.
Je kunt
verdwijnen in je fototoestel. Terwijl zij aan de slag is met de paarden. Alles
wil je zien. Hoe ze het doet. De bewegingen van haar handen. Die sterke armen.
De geluiden bij het vijlen. En ook wil je iets vastleggen dat alleen in jouw
ogen bestaat. En je denkt: kon ik maar iets voor die rug doen. En je denkt: was
er maar meer licht, zodat ik haar nog beter in beeld zou kunnen brengen, zonder
bij te moeten flitsen. En je denkt: wat is ze mooi zo. (Gelukkig is er niemand
die het hoort.) En je denkt: wat ben ik trots. (Hoewel je zelf niet helemaal
weet of dat woord wel helemaal klopt. Zij mag trots zijn natuurlijk. Jij bent
trots op haar. Is dat niet iets als toe-eigening van wat niet van jou is?
Altijd ben je in de war over dat woord trots. En toch ben je het dus.)
Hoe haar
ogen veranderen als je later, op weg naar huis, even stopt voor een koffie.
En je wou
nog zoveel doen. Laten we even niets doen. Dat wordt het.
Je rijdt
weer naar huis. Tijd voor nog wat snelle boodschappen. De onrust blijft,
minstens.
En ook nog
enkele dingen maken om mee te geven. Magisch denken doet het altijd goed op
zo’n moment…
Welke fiets
zou je nemen om terug naar haar te rijden? Die maar. Met die nieuwe buitenbanden
kun je sneller fietsen. Ongetwijfeld.
Ze voelt
iets van je onrust. Later zul je het zelf ook nog even zeggen. Je voelt iets
van haar onrust.
In het
donker de foto’s bekijken. Een beetje verlegen.
Het kan
zijn dat het aan het lawaai van ’s nachts ligt. Zoveel geluiden daarbuiten. Het
kan zijn.
Lichtjes
wankelende joligheid. Met scheuren erin. Onrustafleiding, waarschijnlijk.
Het is nog
vroeg als je op de bank buiten zit te lezen. Veel woorden, dat wil je. Twee
kippen komen even kijken wat je aan het doen bent. Nauwelijks hoorbaar maken ze
een denigrerende opmerking over die rare oude man die om kwart over zeven ’s
ochtends in de literaire katern een stuk over drie boeken over rouw zit te
lezen. Ze draaien zich om en stappen weer weg. Met een soort kippentrots.
Even de
fiets op. Op zoek naar een krantenwinkel. Nog meer krant is nodig, nog meer
woorden. De winkel is gesloten, vanaf vandaag, voor de vakantie. Je fietst
terug. Een klein beetje stuurloos. Koffie zou kunnen helpen. En alles wat er door
je hoofd gaat, het beweegt een beetje in de wind.
Twee
meisjes leggen omstandig uit hoe groot de tent is waarin ze sliepen en waarin
ze zullen slapen. Volgens een van hen ben jij een reus. Dat lijkt je fel
overdreven. Er bestaan natuurlijk wel huizen waarin je je niet moet bukken om
door de deur te kunnen.
Ramen
wassen, dat zou je gaan doen. Maar het wordt steeds donkerder, de eerste
druppels vallen. Dat zal dus voor later zijn. Het onweer komt snel dichterbij. Het
maakt twee meisjes onrustig. Iets over brandende bomen. Tot in dromen toe. En
nog meer. Bliksems slaan in, heel dichtbij. Vonken komen uit stopcontacten. En je
doet je best om rustig te blijven zitten. (En iets in je vanbinnen roept: dit
is niet goed, ik wil dat ze veilig zijn, dat ze in een veilig huis zijn,
altijd. Maar je laat het niet horen.)
Het onweer
trekt langzaam voorbij. De regen blijft nog even. Het is tijd om door de regen
weer naar huis te fietsen. Het betere nat worden, dat zit er wel in. Gelukkig
heb je nieuwe buitenbanden. Die zullen je stevig op de weg houden. Gelukkig kun
je daaraan denken.
Regen heeft
allerlei voordelen, als je op dat moment afscheid moet nemen. Je weet jezelf
helemaal geen houding te geven. En voor kippentrots heb je niet doorgeleerd.
Dat had ze
net nog gezegd. Een onbui. Je zou dat moeten hebben, dat de regen net een meter
voor je en een meter na je ophoudt en weer begint. Dat je dus de hele tijd in
een onbui kunt rijden. Netjes droog, voor jou alleen. Als in een stolp van
regenloosheid. Dat beeld moet je bijhouden.
Nat ben je
inderdaad, bij aankomst. Onderweg zag je een omgevallen boom. En je wilt direct
bevestigen. Dat je heel bent. (Hoogstens een beetje nat, af te lezen aan de
kleine plasjes op je vloer.) Het is een manier om, in omtrekkende bewegingen,
te zeggen: zorg dat jij heel bent, en zorg dat je heel terugkomt.
Iets met
preventief missen dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten