27 juli 2013

De onbui


Vroeg het bed uit. Om naar de markt te gaan. De mevrouw van de kaas en het brood zegt dat ze dacht dat je wat later zou komen. Omwille van de vakantie. Maar dat is geen optie natuurlijk…

En daarna snel weer de fiets op.

Al enkele dagen sluimert iets van onrust net onder je huid. Het helemaal verbergen lukt je niet. Al doe je je best. Iets over bezorgdheid. Zal het wel goed gaan? Zo’n verre reis. Zal er niets gebeuren? Is ze niet te moe voor zo’n lange rit? En alle varianten. Hoe zeg je het haar? Zoveel mogelijk verbergen, blijkbaar. En dan toch maar even. Onhandig en stotterend, zoals steeds. En iets over missen. Preventief.

Met haar op weg. En ook de stem van de mevrouw in de nieuwe GPS. Wat de werkelijke betekenis is van dat ‘links aanhouden’ of ‘rechts aanhouden’, ooit zul je het misschien wel begrijpen.

Je kunt verdwijnen in je fototoestel. Terwijl zij aan de slag is met de paarden. Alles wil je zien. Hoe ze het doet. De bewegingen van haar handen. Die sterke armen. De geluiden bij het vijlen. En ook wil je iets vastleggen dat alleen in jouw ogen bestaat. En je denkt: kon ik maar iets voor die rug doen. En je denkt: was er maar meer licht, zodat ik haar nog beter in beeld zou kunnen brengen, zonder bij te moeten flitsen. En je denkt: wat is ze mooi zo. (Gelukkig is er niemand die het hoort.) En je denkt: wat ben ik trots. (Hoewel je zelf niet helemaal weet of dat woord wel helemaal klopt. Zij mag trots zijn natuurlijk. Jij bent trots op haar. Is dat niet iets als toe-eigening van wat niet van jou is? Altijd ben je in de war over dat woord trots. En toch ben je het dus.)

Hoe haar ogen veranderen als je later, op weg naar huis, even stopt voor een koffie.

En je wou nog zoveel doen. Laten we even niets doen. Dat wordt het.

Je rijdt weer naar huis. Tijd voor nog wat snelle boodschappen. De onrust blijft, minstens.

En ook nog enkele dingen maken om mee te geven. Magisch denken doet het altijd goed op zo’n moment…

Welke fiets zou je nemen om terug naar haar te rijden? Die maar. Met die nieuwe buitenbanden kun je sneller fietsen. Ongetwijfeld.

Ze voelt iets van je onrust. Later zul je het zelf ook nog even zeggen. Je voelt iets van haar onrust.

In het donker de foto’s bekijken. Een beetje verlegen.

Het kan zijn dat het aan het lawaai van ’s nachts ligt. Zoveel geluiden daarbuiten. Het kan zijn.

Lichtjes wankelende joligheid. Met scheuren erin. Onrustafleiding, waarschijnlijk.

Het is nog vroeg als je op de bank buiten zit te lezen. Veel woorden, dat wil je. Twee kippen komen even kijken wat je aan het doen bent. Nauwelijks hoorbaar maken ze een denigrerende opmerking over die rare oude man die om kwart over zeven ’s ochtends in de literaire katern een stuk over drie boeken over rouw zit te lezen. Ze draaien zich om en stappen weer weg. Met een soort kippentrots.

Even de fiets op. Op zoek naar een krantenwinkel. Nog meer krant is nodig, nog meer woorden. De winkel is gesloten, vanaf vandaag, voor de vakantie. Je fietst terug. Een klein beetje stuurloos. Koffie zou kunnen helpen. En alles wat er door je hoofd gaat, het beweegt een beetje in de wind.

Twee meisjes leggen omstandig uit hoe groot de tent is waarin ze sliepen en waarin ze zullen slapen. Volgens een van hen ben jij een reus. Dat lijkt je fel overdreven. Er bestaan natuurlijk wel huizen waarin je je niet moet bukken om door de deur te kunnen.

Ramen wassen, dat zou je gaan doen. Maar het wordt steeds donkerder, de eerste druppels vallen. Dat zal dus voor later zijn. Het onweer komt snel dichterbij. Het maakt twee meisjes onrustig. Iets over brandende bomen. Tot in dromen toe. En nog meer. Bliksems slaan in, heel dichtbij. Vonken komen uit stopcontacten. En je doet je best om rustig te blijven zitten. (En iets in je vanbinnen roept: dit is niet goed, ik wil dat ze veilig zijn, dat ze in een veilig huis zijn, altijd. Maar je laat het niet horen.)

Het onweer trekt langzaam voorbij. De regen blijft nog even. Het is tijd om door de regen weer naar huis te fietsen. Het betere nat worden, dat zit er wel in. Gelukkig heb je nieuwe buitenbanden. Die zullen je stevig op de weg houden. Gelukkig kun je daaraan denken.

Regen heeft allerlei voordelen, als je op dat moment afscheid moet nemen. Je weet jezelf helemaal geen houding te geven. En voor kippentrots heb je niet doorgeleerd.

Dat had ze net nog gezegd. Een onbui. Je zou dat moeten hebben, dat de regen net een meter voor je en een meter na je ophoudt en weer begint. Dat je dus de hele tijd in een onbui kunt rijden. Netjes droog, voor jou alleen. Als in een stolp van regenloosheid. Dat beeld moet je bijhouden.

Nat ben je inderdaad, bij aankomst. Onderweg zag je een omgevallen boom. En je wilt direct bevestigen. Dat je heel bent. (Hoogstens een beetje nat, af te lezen aan de kleine plasjes op je vloer.) Het is een manier om, in omtrekkende bewegingen, te zeggen: zorg dat jij heel bent, en zorg dat je heel terugkomt.

Iets met preventief missen dus.

Geen opmerkingen: