07 juli 2013

The trouble you took from her eyes

 
‘Zomaar een mooi moment in de namiddag. Misschien wel wild.’
‘Misschien?’
‘Heb je het niet koud?’
‘Koud? Nee, helemaal niet.’
‘Er was iets in je ogen deze ochtend. Een onrust.’
‘Zag je het?’
‘Ja, meteen. Je ogen dwaalden de hele tijd af. Ergens naartoe.’
‘Ik dacht dat het niet op zou vallen. Ik kon ook niet zoveel verdragen, denk ik.’
‘Nee, dat was wel zo. Maar het is niet erg.’
‘Doet het nog pijn hier?’
‘Ja, soms wel. Het is alsof alles daar vast zit. En ik moet gewoon wachten of zo. Alsof allerlei dingen juist die plek van mijn lichaam hebben uitgekozen om zich te nestelen.’
‘Ga je het me wel zeggen als het pijn blijft doen? Ik maak me wel een beetje zorgen.’
‘Misschien. Ik zal wel zien.’
‘Dat is niet goed genoeg.’
‘Ik weet het. Maar het maakt me soms een beetje moedeloos. Ik wil gewoon vooruit.’
‘Misschien wil iets je zeggen dat je even niet vooruit moet.’
‘Maar als ik niet vooruit ga, dan ben ik zo kwetsbaar. Dan kan iemand me komen pakken.’
‘Ben je daar weer? Ik zal je beschermen dan.’
‘Dat is lief.’
‘Ik ben nog altijd blij om die drie dagen. Het was mooi.’
‘Ja, het was heel mooi. Ik had geen idee hoe het zou worden. Maar schrik had ik eigenlijk niet.’
‘Ik wel een beetje.’
‘Waarom dan?’
‘Dat we misschien iets van elkaar zouden ontdekken dat we niet wilden weten, of zo.’
‘Dat is dan toch goed meegevallen. Ik heb zelfs al je moeilijke vragen overleefd. Bijna allemaal toch.’
‘En ik de jouwe. Bijna. Overleefd dan.’
‘Die ene kwestie moeten we nog wel eens aanpakken.’
‘Ja, maar nu even niet. Mogen we nu even alleen maar hier zijn?’
‘Kijk eens naar me.’
‘Ik ben een beetje verlegen. Vandaag wil ik geen moeilijke dingen. Niets wat me verder leeg zou doen lopen. Zo voelde het soms de voorbije dagen.’
‘En kan ik het lek dan niet dichten?’
‘Een beetje wel natuurlijk. Ik ben altijd zo blij als jij er bent. Het is zo mooi, zo samen als we zijn. Het blijft me verwonderen. En toch voel je dat er altijd stukken zijn waar je alleen maar alleen kunt zijn, ook al zou je het anders willen. Als je me dicht bij je houdt, voel ik me veilig en geborgen. Wat koud is in mij kan warm worden. Maar je kunt sommige dingen niet wegnemen. En dat is wel goed.’
‘Soms vraag ik me af of ik het wel goed doe, bij je zijn. Mijn handen kunnen maar een stukje doen. En ik weet niet of ik de goede dingen zeg.’
‘Ja, dat doe je wel. Maak je maar niet te veel zorgen.’
‘Laat ik je genoeg voelen dat ik wil blijven? Hier?’
‘Ja, dat doe je ook. Het is zoals ik je zei. We zoeken elkaar, heel voorzichtig. Maar met een uitzicht.’
‘Ik kan het niet zo goed uitleggen, maar vaak heb ik het gevoel dat ik de tijd zie in mijn hoofd. De tijd die voor ons ligt. Het is anders dan ik ooit voelde. Vaak voel ik dat, in iets wat ik zeg of doe, hoe het past in alles wat nog gaat komen, in de rest van de tijd, van altijd dus. Hoewel ik tegelijk ook bang ben, dat er iets fout zou kunnen gaan, en toch ook gerust dat dit om te blijven is. Ik spreek mezelf weer tegen, denk ik. En misschien weet ik het allemaal niet goed. Maar iets in die aard.’
‘Die muziek past om een of andere reden goed bij nu.’
‘Ja. Dit liedje vind ik het mooiste. Met dat ene stukje. Yes, and thanks, for the trouble you took from her eyes. I thought it was there for good so I never tried. Dan moet ik altijd even slikken. En het heeft helemaal niets met jou te maken. Het is gewoon ontroerend, dat verhaal in dat liedje. Het hoort bij een vroeger, denk ik.’
‘Ik vind het wel speciaal, hoe jij met al die liedjes in je hoofd leeft. Ik merk dat vaak aan je, hoe woorden of zinnen of stukjes melodie ineens iets met je doen.’
‘Ik kan er niet zoveel over vertellen. Het is iets intiems, denk ik.’
‘Het is wel iets van jou. Het is soms inderdaad wel intiem.’
‘Blijven we nog even hier?’
‘Zou je dat willen dan? En je wou toch nog weggaan, we hadden toch een afspraak?’
‘Ja, maar vandaag vind ik het niet zo erg om te laat te komen. Ik ben altijd al overal op tijd, en dan sta ik daar alleen. Vandaag wil ik bij jou blijven. Niet te vroeg moeten weggaan, zoals al die keren dat ik te vroeg van je weg moest gaan.’
‘Maar we gaan toch samen straks?’
‘Ja, maar nu wil ik dat we hier blijven. Nog even. Wij.’
‘Ja. Wij. Dat woord wil ik graag horen vandaag.’

Geen opmerkingen: