12 juli 2013

Ingewikkeld, een beetje toch

De mevrouw in de apotheek. Je vraagt zonnemelk. Heavy stuff, totale sunblock. Factor 433.000 of zo. (Dat blijkt factor 50 te zijn.) De mevrouw vraagt of het voor het gezicht is. Euh, ja, zeg je. Oei, denk je, mag je dat dan alleen gebruiken voor het gezicht? Zijn er dan aparte flesjes voor armen, voor kuiten, voor je decolleté, voor je tenen? En vooral, oei, zou je daar iets over moeten vragen? Ja, zeg je, vooral voor het gezicht. Maar, vraag je, mag je dat dan niet op je armen smeren? De mevrouw kijkt je ernstig aan, met een lichte toets droefenis. Ja en nee. Als je het voor het hele lichaam gebruikt – je denkt even: het hele lichaam?, je was toch van plan om nog enige mate van kleding aan te houden bij het wandelen – dan kun je dat flesje beter niet gebruiken. Want, dan is het te snel op. Ineens besef je dat je vorig jaar ook een flesje kocht, waarvan nu blijkt dat het alleen voor je gezicht was, en dat je zomaar, niet-geautoriseerd, ook voor je armen hebt gebruikt… Het hele lichaam dus. Je beslist toch maar niet in detail uit te leggen aan de mevrouw welke lichaamsonderdelen voor besmering in aanmerking komen. Het blijkt nu ineens een crème geworden te zijn. In de categorie ‘steeds op alle calamiteiten voorbereid zijn’ vraag je je af of je nu ook een tube aftersun zou moeten vragen, of dat professioneel over zou komen als je dat zou vragen. Maar voor je iets kunt zeggen heeft de mevrouw al een tube aftersun voor je neus gezet. Die krijg je er gratis bij. Jippie!

De mevrouw in de winkel van Telenet. Je komt langs om een nieuwe digicorder te halen. Je kunt gewoon de oude inruilen. Je vraagt het voor alle zekerheid nog even na, en ja, die nieuwe verbruikt veel minder energie. Toch nog een moment van onzekerheid. Het ging al dagen eerder door je hoofd. Of je dan weer een of ander paswoord of zo moet hebben om dat ding aan te sluiten. En of je dan wel het goede hebt. Want als je voor iets van Telenet een paswoord moet invoeren, is het altijd het verkeerde. Bij vorige bezoekjes werd je daarvoor al subtiel terechtgewezen. Een vriendelijke manier om te zeggen: geachte heer, u bent een dompie. Hoe moet je dat aan zo’n mevrouw vragen, of zij nog eens kan nakijken of je wel het goede paswoord hebt? De gekozen strategie: “het zal wel een heel domme vraag zijn, maar…”. Het is een strategie die je wel vaker gebruikt, met succes overigens. Ze stelt je meteen gerust. Je hoeft helemaal geen paswoord te hebben, zij kan alles voor jou ‘activeren’. Dat laatste wil dan zeggen: iets intikken in de computer. Je vraagt nog even iets over een of andere toepassing die je onlangs zomaar kreeg, toen ze een nieuwe modem kwamen installeren, waardoor je ook, zomaar, wifi kreeg thuis, een toepassing waarmee je op je computer ook tv kunt kijken. Lijkt je een heel nuttige toepassing, voor als je te lui zou zijn om vier meter te stappen of zo. Maar toen je het toch probeerde te ‘activeren’, bleek dat je een paswoord moest invoegen, en het was natuurlijk het verkeerde. O, maar daarvoor moet u een paswoord gebruiken dat in het boekje stond dat u kreeg van de installateur. En dat staat daar dus zomaar in, vraag je, om zeker te zijn. Ja hoor, heel simpel allemaal. Je blijft rustig glimlachen en ziet een volgend paswoordfiasco al aankomen…

De meneer van de examenjury. Je moet die ochtend een taaltest afleggen. Het derde deel van een taaltest. Als je ze alle vier met succes aflegt, zul je een taalpremie krijgen. Het voelt nog altijd een beetje lullig dat je een premie zult krijgen voor wat vanzelfsprekend zou moeten zijn. (Vooral omdat je zelf nog veel beter zou willen zijn in wat vanzelfsprekend zou moeten zijn.) Maar goed, het is voor de intrinsieke motivatie dan maar. Je kunt je voor dit deel, spreken, eigenlijk niet echt voorbereiden. De kans is alleen wel groot dat het een gesprek over jouw werkplek zal zijn. Dus, die ochtend, terwijl je naar de trein loopt, ben je in je hoofd constant in het Frans aan het praten, net echt. Voor alle zekerheid ga je die ochtend, voor je moet vertrekken, nog even nakijken wat er op de site staat over het verloop van de test. Je krijgt dus 20 minuten tijd om voor te bereiden, daarna moet je een presentatie geven van 5 minuten. Een presentatie? Blijkbaar wil dat hier zeggen: vijf minuten spreken over de vragen die je kreeg. Maar na die presentatie volgt er blijkbaar een “interactief gesprek”. Wat zou dat zijn? Is eigenlijk niet elk gesprek interactief? Een eenrichtingsgesprek is toch niet echt een gesprek? Maar goed. Je zit natuurlijk veel te vroeg in de wachtzaal van Selor te wachten. In je hoofd ben je nog steeds aan het doorpraten, in het Frans. De andere mannen in de wachtzaal lijken erg zenuwachtig. Een van hen probeert de decolletétruc toe te passen: hemd wijd open, uitpuilend borsthaar. Je checkt even of er toch niet te veel haar boven je T-shirt uitkomt. Je mag je presentatie gaan voorbereiden. Die twintig minuten duren wel erg lang, maar goed. Je mag naar binnen. Naast de mevrouw die je kwam halen, zitten er twee examenmeneren. Assessoren, zo worden ze genoemd. (Moet familie zijn van de transistorradio.) Je vertelt je verhaaltje, netjes in vier minuten (wat indruk lijkt te maken, denk je). Je gooit er een grapje tussendoor (wat een goede strategie zou kunnen zijn, denk je). De ene meneer kijkt alleen maar, zegt niets (wat niet erg interactief is, denk je). De andere meneer begint een hoop vragen te stellen, en lijkt zelfs bijzonder geïnteresseerd in wat je zei (slimme strategie van die transistor, denk je). Je doet of je volledig beheerst en ritmisch op alle vragen kunt antwoorden. Hij zegt zelfs dat hij nog erg lang door had willen gaan, maar dat de tijd op is (dat was dus een interactief gesprek, denk je). Je zegt dank u wel, en dan mag je vertrekken.

Je geliefde. Je bedenkt een heel plan om haar te verrassen. Die avond verwacht ze je niet, en je zou haar wel eens willen verrassen. (Is altijd een goede offensieve strategie die kan verbergen dat jij zelf haar eigenlijk wel erg mist.) Alles netjes uitgedacht in je hoofd. Helemaal gerepeteerd (in het Nederlands) wat je zult zeggen. Je zult dus heel achteloos bellen, en een beetje sloom zeggen: “Ben je nu thuis? Wat ben je aan het doen? Wat zou je ervan denken als ik straks nog even op de fiets spring en naar je toe kom? Ik moet hier nog enkele dingen doen, maar daarna kan ik wel komen. En ik zal mijn best doen om snel te fietsen.” En de grap is dat je pas zult bellen als je al op minder dan honderd meter van haar huis staat. En dan kun je daarna, een minuut later, het erf oprijden en zeggen: “Amai, ik heb wel snel gefietst…” Helemaal conceptueel doorgedacht. Onderweg nog eens alle woorden geoefend, om een maximaal effect te hebben. En daar sta je dan, dicht bij haar huis. Je kunt zo zien dat ze al thuis is. Je maakt je klaar om te bellen. Hopelijk komt die bus nu niet net nu voorbij, waardoor ze zou kunnen horen dat je niet meer thuis bent. Niet laten horen dat je een beetje staat te hijgen na dat (toch wel) snelle fietsen. Om dan vast te stellen dat mevrouw haar telefoon gewoon niet opneemt. Daar gaat je geweldige plan. Dan maar gewoon een eenvoudige analoge verrassing: simpelweg het erf op komen rijden. Daar blijkt ze overigens ook blij mee te zijn. Maar toch een klein beetje jammer van dat geweldige plan…

Geen opmerkingen: