23 juli 2013

Formulieren en documenten

Een bezoek aan het museum.

De plek waar ze vertrokken van hier. Voor de meesten om nooit meer terug te keren.

Met duizenden.

Je ziet ze al, als je binnenkomt. Daar tegen de muur. Ze zijn er allemaal. Hun gezichten zullen bewaard blijven. Aan deze kant van het vergeten. Hopelijk.

Je had al zoveel gezien, zoveel gelezen, over deze periode van de geschiedenis. En toch. Toch is het alsof wat er op al die foto’s staat voor het eerst tot je komt.

Misschien omdat het allemaal beelden ‘van hier’ zijn.

Je ziet plekken die je kent, steden die je kent. En daar zie je de mensen op die foto’s lopen. In optochten van haat en angst.

Dingen die je niet verwacht, raken je bijzonder. Foto’s van Joodse mensen in hun winkels en bedrijven. Voor ze verdwenen. Ze krijgen een gezicht. Ze krijgen een plek, in de tijd. Het voor en het na wordt scherper.

En misschien zijn het wel de formulieren en de documenten die je het hardst raken. Een dienstnota die de opdracht geeft tot razzia’s in Antwerpse wijken. Verslagen van politiemensen, die er al dan niet aan meewerkten. Jodenregisters van verschillende steden. En de namen op die documenten komen overeen met foto’s van mensen die je ernaast ziet.

Het is allemaal vastgelegd. Het is genoteerd. De opdrachten, de vaststellingen, de verantwoordingen, …

Niet alleen krijgen getallen van zoveel duizend een gelaat. Het is ook allemaal vastgelegd. Al die papieren, ze maken het zo onontkoombaar.

De zaal met de verhalen brengt alles samen. Je hoort verhalen over mensen en gezinnen. Hoe het was.

Een vrouw die door de nieuwe wetten niet meer in het park mag komen, omdat zij hoort bij die mensen die niet meer in het park mogen komen. Ze schrijft een brief naar de hogere instanties waarin ze voorstelt dat er een apart park zou komen. Je ziet de brief. Je hoort dat ze nooit een antwoord kreeg. Je hoort dat ze nog net op tijd het land kon ontvluchten.

Een meisje met een poëzie. (Een ‘poezie’ zeiden jullie vroeger.) Kindjes van haar klas hadden al tekeningen gemaakt. Haar broer een merkwaardig en somber gedicht. Het bleef achter, nadat zij per trein gedeporteerd werd. En je ziet die poëzie.

Een meisje dat haar rapport in haar handen klemde toen ze in de kazerne aankwam. Het meisje verdween in dat kamp ver weg. Je ziet het rapport.

Een vrouw van wie de man ineens verdwijnt. Waarschijnlijk op straat opgepakt. Ze schrijft een brief om opheldering te vragen. Je ziet de brief.

Een gezin dat verklikt wordt. Je ziet de brief die hun lot bezegelde.

En elke keer zijn er die lijsten. Namenlijsten per transport. Alles netjes genoteerd, netjes uitgetikt. De vernietiging van mensen werd administratief nauwkeurig opgevolgd. De mensen uit die verhalen die je hoort, je ziet hun namen op die lijsten staan.

Soms betrap je jezelf erop dat het in zekere zin onaangenaam is, om die gezichten te zien, om die namen te lezen. Alsof het toch gemakkelijker was om ‘aantallen’ te weten, te weten dat ‘mensen’ werden weggevoerd en gedood. Alsof je ze misschien toch niet allemaal zo dichtbij zou willen laten komen. En tegelijk ook wel, heel erg wel.

En in de laatste zaal staan netjes alle 28 transporten opgesomd. Met telkens de gegevens. Zoveel mensen getransporteerd, zoveel die het overleefden. (Zo weinig.) En iets maakt je onrustig, steeds meer. Je zou die gezichten, die duizenden gezichten tegen de muur, op een of andere manier in je hoofd willen krijgen. Je bekijkt die paar foto’s die men per transport heeft geselecteerd heel diep. Alsof je het zou willen weten, in je hoofd, wie er was in het zevende of het dertiende transport. En zeker in het twintigste. Alsof je verplicht bent hun gezichten bij je te kunnen houden. Je blijft kijken naar die foto’s, probeert er geen enkele te missen.

En daar, bij een van de laatste zie je ineens die foto van die vrouw. Ze springt bijna van het paneel. Een heftige foto. Die vrouw lijkt gretig, heftig aanwezig in het leven. Ze kijkt je bijna uitdagend aan in die foto. En je wilt alleen maar snel meer weten over haar. Wie was ze? Waar kwam ze vandaan? Waar staat ze op de muur? Je gaat naar het grote scherm, waar je gegevens kunt opvragen. Maar je krijgt haar niet te pakken. Het apparaat geeft wel haar naam, maar zegt dat je voor info op niveau 0 moet zijn. Het maakt je nog onrustiger. Alsof iets in je niet zou willen weten dat ze is ‘omgekomen’, alsof je haar zou kunnen beschermen tegen iets, alsof je haar zou kunnen terughalen, alsof… Uiteindelijk vind je haar, op niveau 0 dus. Het staat er nog steeds, in het groot. Dat ze is omgekomen. Je kunt zien waar ze vandaan kwam. Maar je zou meer willen weten. Haar stem willen horen. Horen hoe ze vertelt over het gulzige leven. Over het leven.

Maar ze is enkel een foto tegen de muur. Gelukkig is er nog die foto. Nu is ze ook een beetje bij jou. Rust ze nog een beetje in je woorden.

Geen opmerkingen: