Er is een moment zo ergens in de late zondagnamiddag. Voor de avond gaat beginnen. Het langzame ontrollen van het ritme van de week heeft eerder die dag een soort rustpunt bereikt. Het lichaam heeft al van zich laten horen, zoals elke week, en heeft iets van traagheid gevraagd. De pijn is een vertrouwde gezel, die komt zodra je toegeeft. En zo zijn paradoxale waarheid prijsgeeft.
Als je lang genoeg zwijgt, kunnen al die dingen gebeuren voor het zondagmiddag is geworden. En dan is het wachten. Het wachten is een van de moeilijke dingen. Het heeft iets met vertrouwen te maken. Net voor iets.
En dan is er een plek in de tijd waar je heel even de dingen kunt zien. Het falen en het streven. De jaren en hoe je ze niet zag. De woorden die zich als een spiegel om je heen nestelen. Je hoort ze beter. Je ziet de lijnen in je huid en hoe je ergens onderweg aan de andere kant van de lijn van ouder worden bent terechtgekomen. En alles wat niet te veranderen is.
Maar ook wat er gebleven is. Je kijkt rond in het huis en vraagt je af wat je mee zou willen nemen. De dingen zijn magisch. Elk ding hoort bij iemand. De verhalen hebben zich genesteld en zo kwam deze plek er, waar je uit de wind kunt zitten. Alsof je naar een nulpunt zoekt, en tegelijk beseft dat de tijd daarbuiten sneller gaat. Hoe je dus toch steeds achter loopt.
Het licht is al anders. Nog even en dan zal het ochtendlicht met februaritrots melden dat de dagen langer zijn. Maar nu weet je het al een beetje.
Het verlangen naar woorden kan je overvallen. Woorden bewegen als stukjes materie door je lichaam. Ergens tussen je buik en je armen. Soms is het alsof je lichaam tegen het glas is gedrukt. Je wil erdoor, je wil ze aanraken, daar aan de andere kant. Maar het kan niet.
En het opgespaard verdriet. Op dit moment van de dag is het zoet en warm. Als iemand die voorzichtig naar je toe wandelt, zacht praat, even blijft en dan weer weggaat. ’s Nachts kan het anders zijn.
Het is zo stil op straat. Nog even. De gordijnen mogen zeker nog niet dicht. Als de mensen straks weer beginnen te bewegen aan de andere kant van het raam, dan is de avond bezig. Dan ben je in de tijdruimte die komt aan het eind van iets en dus net voor iets anders. Maar nu is het nog even niet zo.
Als de melancholie wegebt, krijg je altijd zin om iets op te ruimen. Hoe komt dat? Ook al is het heel klein of onbetekenend. Je weet dat je het gedaan hebt. En dat is genoeg.
Dan is het tijd om de juiste muziek te zoeken. En langzaam te beginnen aan het eten. De wijn smaakt beter dan bij het begin van het weekend. Straks zal de kamer anders voelen.
Als je lang genoeg zwijgt, kunnen al die dingen gebeuren voor het zondagmiddag is geworden. En dan is het wachten. Het wachten is een van de moeilijke dingen. Het heeft iets met vertrouwen te maken. Net voor iets.
En dan is er een plek in de tijd waar je heel even de dingen kunt zien. Het falen en het streven. De jaren en hoe je ze niet zag. De woorden die zich als een spiegel om je heen nestelen. Je hoort ze beter. Je ziet de lijnen in je huid en hoe je ergens onderweg aan de andere kant van de lijn van ouder worden bent terechtgekomen. En alles wat niet te veranderen is.
Maar ook wat er gebleven is. Je kijkt rond in het huis en vraagt je af wat je mee zou willen nemen. De dingen zijn magisch. Elk ding hoort bij iemand. De verhalen hebben zich genesteld en zo kwam deze plek er, waar je uit de wind kunt zitten. Alsof je naar een nulpunt zoekt, en tegelijk beseft dat de tijd daarbuiten sneller gaat. Hoe je dus toch steeds achter loopt.
Het licht is al anders. Nog even en dan zal het ochtendlicht met februaritrots melden dat de dagen langer zijn. Maar nu weet je het al een beetje.
Het verlangen naar woorden kan je overvallen. Woorden bewegen als stukjes materie door je lichaam. Ergens tussen je buik en je armen. Soms is het alsof je lichaam tegen het glas is gedrukt. Je wil erdoor, je wil ze aanraken, daar aan de andere kant. Maar het kan niet.
En het opgespaard verdriet. Op dit moment van de dag is het zoet en warm. Als iemand die voorzichtig naar je toe wandelt, zacht praat, even blijft en dan weer weggaat. ’s Nachts kan het anders zijn.
Het is zo stil op straat. Nog even. De gordijnen mogen zeker nog niet dicht. Als de mensen straks weer beginnen te bewegen aan de andere kant van het raam, dan is de avond bezig. Dan ben je in de tijdruimte die komt aan het eind van iets en dus net voor iets anders. Maar nu is het nog even niet zo.
Als de melancholie wegebt, krijg je altijd zin om iets op te ruimen. Hoe komt dat? Ook al is het heel klein of onbetekenend. Je weet dat je het gedaan hebt. En dat is genoeg.
Dan is het tijd om de juiste muziek te zoeken. En langzaam te beginnen aan het eten. De wijn smaakt beter dan bij het begin van het weekend. Straks zal de kamer anders voelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten