06 januari 2007

Sociaal

Om de zoveel tijd hoor ik weer eens dezelfde tendentieuze kritiek als zou ecologie te ‘eng’, en dus niet ‘sociaal’ zijn. Wat een onzin! Het tegendeel is waar. Mensen die maar blijven herhalen dat ecologie een soort ‘afgeleid’ probleem zou zijn, vergissen zich. Misschien weten ze goed genoeg hoe het ecologisch vraagstuk alles te maken heeft met de vraag naar een rechtvaardige verdeling van levenskansen, maar is dat besef te confronterend.

Ecologische grenzen verscherpen het verdelingsvraagstuk. Want als je je mechanismen voor sociale herverdeling baseert op een systeem dat geen oog heeft voor die grenzen, dan verscherp je de tegenstelling tussen rijk en arm.

Je zou het met enkele simpele voorbeelden kunnen aantonen. Als we de lucht of het water vervuilen, dan worden we ziek. Als we hadden gekozen voor schone productie of consumptie, dan was die ziekte vermijdbaar geweest. En zo ook de maatschappelijke kost om mensen te helpen. Voorkomen dat er milieuproblemen komen, is dan ook een van de best denkbare vormen van sociale politiek. Zo blijft er immers voldoende geld over voor die problemen die niet vermijdbaar zijn.

Wanneer het over de sociale zekerheid gaat, geldt dezelfde redenering. Het is een riskante onderneming om de sociale bescherming kritiekloos te koppelen aan een niet-duurzame economische groei. Zo bouw je immers een ecologische schuld op, die zich langzaam maar zeker in de normale boekhouding zal wringen, en dus zal moeten betaald worden met geld dat beter had kunnen besteed worden. Wat we zagen met de financiële schuld, die op den duur als een sneeuwbal ging werken, doet zich nu ook voor op ecologisch vlak. Jarenlang hebben we als maatschappij geprobeerd om de ecologische kost uit de reguliere boekhouding te houden, b.v. door afval te dumpen. Op dit moment betalen we echter geweldig veel geld om de rotzooi op te ruimen die de vorige generaties in de grond hebben gestopt. Eigenlijk is dat weggesmeten geld. Milieukosten zijn in principe vermijdbaar, wat niet zomaar kan gezegd worden van b.v. de kost van de vergrijzing. Als de kost van de vervuiling zich meer en meer manifesteert, zal er geld moeten geïnvesteerd worden om die aan te pakken, en dat zal waarschijnlijk ten koste gaan van een aantal sociale uitgaven.

Een economie die alles op alles zet om meer klassieke economische groei te bereiken creëert zelf als het ware haar eigen hyperventilatie. Want naarmate de grenzen van het systeem steeds duidelijker worden, begint men harder te lopen. Of probeert men een zoveelste maal de kosten door te schuiven. Op dit moment is dit zeker in mondiaal perspectief merkbaar. De economieën in de EU worden stilaan schoner, maar dat gebeurt onder meer door de ‘vuile’ elementen van de productieketen naar het Zuiden te verplaatsen, waardoor ook de milieukost wordt geëxporteerd. Terecht groeit mondiaal de beweging van mensen die opkomen voor het inlossen van die ecologische schuld van Noord aan Zuid.

Milieuvervuiling lijkt op zich heel democratisch. Als de lucht vuil is, dan kan iedereen ziek worden, arm of rijk. Op zich klopt dat al niet helemaal. Wie arm is, heeft vaak al een slechtere gezondheid, en is dus meer vatbaar voor ziekten. Maar als de mate waarin mensen kunnen geholpen worden voor de ziekte die ze kregen door een vuil milieu afhangt van hun inkomen, dan wordt het meteen duidelijk hoe milieuvervuiling vooral de armsten het zwaarst treft. En dat is wereldwijd zeer duidelijk merkbaar: overal zijn het de armsten die het slachtoffer zijn van de ecologische gulzigheid van een kleine groep rijken.

Ecologische problemen niet aanpakken is dan ook het meest asociale beleid denkbaar. Maar een beleid dat echt rechtvaardig wil zijn, moet ook durven doordenken, enerzijds in een mondiaal perspectief, en anderzijds in een intergenerationeel perspectief.

Voor velen is het begrip ‘sociaal’ in de feiten verbonden met het behouden van een bepaald welvaartsniveau. Maar hoe rechtvaardig kan een levensstijl zijn die alleen haalbaar is op een zeer klein deel van de aarde? We wegen nu al te zwaar op de planeet, en de gemiddelde levensstijl in een land als België proberen door te voeren over de hele wereld is ecologisch volstrekt onmogelijk, en dat weten we. Een beleid dat ernaar streeft om een welvaartsniveau uit te werken dat rijk is aan kwaliteit en gezondheid, maar zeer licht weegt op de planeet, dat is een echt sociaal beleid.

Dezelfde vraag kan gesteld worden over de toekomstige generaties. “We hebben de toekomst van onze kinderen geleend.” Het blijft een mooie en uitdagende uitspraak. Net zoals we onze kinderen niet met een financiële schuldsneeuwbal mogen opzadelen, zo mogen we dat ook niet doen met de ecologische schuld. Het ecologisch doel van een wereld die haar eigen ecologische grenzen niet overschrijdt, die haar integriteit kan behouden (b.v. op het vlak van biodiversiteit en gezonde ecosystemen) en die we ongehavend doorgeven aan de volgende generaties, dat is tot en met een vorm van sociale rechtvaardigheid. Proberen ten koste van alles een economisch systeem overeind te houden dat systematisch de ecologische grenzen overschrijdt en zo de onrechtvaardigheid doet toenemen, heeft weinig met een eigentijds sociaal beleid te maken. De ecologische uitdaging is dan ook een van de belangrijkste sociale kwesties van de toekomst.

Geen opmerkingen: