Gisteren hadden we het er nog over. Wat zou je doen als je wist dat je nog x aantal maanden te leven hebt? En kun je ooit het antwoord op die vraag weten?
Misschien is het eerste antwoord zwijgen. En luisteren naar mensen die nu in zo’n situatie zitten. Beseffen dat je er waarschijnlijk niets zinnigs over kunt zeggen, tenzij het echt dichtbij is voor jou. Het verhaal van mijn vriend Willy, vorige week in het programma Alaska op Radio 1 raakte me heel erg. Hij heeft het vonnis van een ongeneeslijke kanker gekregen, en leeft nu in de tijd die hem nog rest. Het greep me aan hem te horen vertellen op de radio. Over hoe graag hij eigenlijk leeft. En hoe moeilijk het is het leven los te moeten laten. Onder meer omdat je zo graag je kleinkinderen zou willen zien opgroeien.
De ziekte die mij ooit trof, had ook mijn dood kunnen betekenen. Maar het was niet zo. Ik had het geluk dat anderen, in dezelfde situatie, niet hadden. In die periode vroeg ik me wel vaak af wat ik nog zou doen, als ik te horen zou krijgen dat het er niet goed uit zag. Aan mensen die me ernaar vroegen zei ik altijd: als het antwoord op de vraag wat je zou doen een hele waslijst van dingen is die je nu niet doet, dan moet je die vooral dringend gaan doen, zonder uitstel. Ik hield aan die hele periode een bepaald soort onrust over. Als ik iemand iets belangrijks wil zeggen, dan ben ik vaak bang dat er ineens iets tussenkomt. Vroeger dacht ik vaak: dat zal ik nog wel eens een keer zeggen tegen hem of haar. Door ziek te zijn heb ik geleerd dat ‘nog wel eens’ misschien helemaal niet kan bestaan.
Het leven bleef bij mij. Ik moest nog geen afscheid nemen. Vaak heb ik me afgevraagd of ik door die ervaring een mogelijk volgend onheil nu beter aan zou kunnen. Waarschijnlijk is het antwoord nee. Of toch alleszins niet ja. Heel misschien is er een heel klein beetje verschil. Ik zou het willen weten, maar ik zal het nooit weten tot het zo ver is.
De vraag naar de dood is een vraag naar het leven. Stel dat ik binnen 3 maand zou sterven, zou ik dan nu het gevoel hebben dat mijn leven zinvol is geweest, dat het ergens toe geleid heeft? En wat als het antwoord op die vraag nee is? Sinds ik ziek was heb ik me voorgenomen om me bij wijze van spreken elke dag opnieuw deze vraag te stellen. Leven als een heel klein beetje klaar zijn om te sterven. Sindsdien is het licht in de lucht mooier geworden.
Hoe voelt het om geen tijd te verliezen te hebben? Ik zag het ook in de film over Warren Zevon, de zanger die ook met een ongeneeslijke longvlieskanker werd geconfronteerd. Hij wilde nog een laatste plaat maken, wat ook lukte. Tijdens de opnames was een van de moeilijke dingen te weten dat de zanger de dag nadien geen tweede take meer zouden kunnen doen. Het lijkt zo gruwelijk. Verzet tegen het voortschrijden van de schaarse je nog toegemeten tijd doet enkel de tijd sneller voorbij gaan. Zonder tweede kans. En de tijd aanvaarden die er is, lijkt misschien alsof je te weinig vasthoudt aan het leven. Het is een beetje als zand dat je in je hand zou willen vasthouden, maar dat enkel sneller wegglijdt naarmate je het harder vastpakt.
Zouden mensen die geloven in een leven na de dood beter gewapend zijn om hun laatste maanden in te gaan? Ik hoop het voor hen. Ik ben niet in die gelukkige positie. Tijdens mijn ziekte kwam er nooit een god om het hoekje kijken. Ik moet toegeven dat de zee er wel vaak was. Ze was altijd bij me. En het gevoel terug te kunnen keren naar haar, en zo op een of andere manier vervloeiend maar nooit onbestaand terug te kunnen verdwijnen in de kringloop van het leven gaf me momenten van vrede, die eigenlijk nooit verdwenen zijn sindsdien. Maar zou je aan mensen die in een terminale fase zijn aanbeland toewensen dat ze zouden geloven?
En wat doe je met je verzet tegen de dood van een ander? De verpletterende machteloosheid die je voelt als iemand die je lief is onherroepelijk naar de dood gaat en jij niet. Te weten dat er niets is dat je zou kunnen zeggen dat wat komt kan afwenden. En hoe moeilijk het moet zijn voor diegene die gaat sterven om te zien hoe haar of zijn geliefde die dood niet kan aanvaarden. Ik denk soms dat ik van de mensen die me het liefst zijn zou willen horen dat ze me zouden laten gaan. Dat het goed is.
Misschien weet je het antwoord nooit op zo’n moeilijke vragen. Misschien is proberen om ze stotterend te verkennen het beste wat in ons bereik ligt. Misschien is mee vragen stellen, niet meer willen doen dan zoeken naar mogelijke antwoorden, en verder alleen in het leven blijven met wie het gaat verlaten meer dan genoeg.
Misschien moeten we leren praten over deze dingen. Machteloos en verscheurd, maar niet afwezig. Het valt me naarmate ik ouder word in deze snelle wereld op dat er in onze manier van leven nauwelijks iets bestaat als een cultuur van de dood. Dagelijks worden we bedolven onder een diarree van opjuttende prietpraat over de universele versnelling waar we allemaal in zouden moeten passen: meer presteren, meer consumeren, harder en flexibeler en mobieler leven, meer kicks opzoeken, meer ‘jezelf’ moeten zijn, altijd ‘sterk’ moeten zijn. We cultiveren het druk druk druk en de zogenaamde universele bereikbaarheid door een resem aan nieuwe communicatiemiddelen, maar spreken over de dood kunnen we nauwelijks nog. De rituelen en de woorden zijn verdampt in de snelle maar lege tijd.
Misschien is aarzelend bijna-spreken wel genoeg. En hoef je niet toe te komen aan antwoorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten