14 januari 2007

De nacht voor de scheiding


De voorbije jaren verschenen er al verschillende boeken van de Hongaarse schrijver Sándor Márai in het Nederlands, voor het eerst, of in een nieuwe vertaling. Het boek De nacht voor de scheiding is zo’n boek dat in 1939 al eens in het Nederlands vertaald werd, maar nu opnieuw werd bewerkt.

De nacht voor de scheiding zuigt je langzaam maar zeker mee in het verhaal. Rechter Kristóf Kőmives is bezig met de voorbereiding van een echtscheidingszaak waarin hij uitspraak moet doen. Het is de zaak van een vroegere schoolvriend Imre Greiner en Anna Fazekas.

De rechter overloopt in gedachten zijn eigen leven. Het is het toonbeeld van het perfecte burgerleven. Of zo lijkt het toch. Alles is netjes georganiseerd. Hij is een loyale en plichtsgetrouwe dienaar van het algemeen belang. Steeds rationeel en correct. Nooit lijkt er een moment van onbezonnenheid of frivoliteit te zijn. Handelen wordt nooit ingegeven door emoties.

Maar tussen de woorden door voel je hoe dit leven ook een façade is. Tussen de regels voel je hoe de twijfel soms opduikt. De rechter wordt soms overvallen door flauwtes. Ze lijken te wijzen op een subtiele dreiging die ergens achter een hoek schuilt. Maar de rechter gaat door met tegen zichzelf praten, alles ordenend, en zo netjes neutraliserend. In de beschouwing van zijn eigen leven zou alles moeten kloppen, maar het is niet zo. Sommige dingen lijkt hij niet te zien. Zo zie je als lezer hoe zijn persoonlijk leven en zijn huwelijk kil zijn geworden. Andere dingen, zo zal bij het eind van het verhaal blijken, wil hij zelfs tegen zichzelf niet hardop zeggen.

En dan krijgt hij bezoek van Imre Greiner, die in de nacht voor de rechtszaak, nog absoluut wil praten met Kőmives. Greiner vertelt het verhaal van zijn huwelijk. Hoe hij samen met Anna leefde, en hoe het mis ging. Ook daar het beeld van burgerlijke perfectie, maar een grote leegte achter de voordeur. Het verhaal krijgt een dramatische afloop.

Wat al bij het begin van het boek wordt aangekondigd, wordt langzaam maar zeker duidelijk. Rechter Kőmives heeft zonder het te beseffen een cruciale rol gespeeld in het verhaal dat hij van Greiner te horen krijgt.

Kőmives en Greiner leefden los van elkaar, ieder in zijn eigen verstandelijke waan, maar hebben dus meer met elkaar te maken dan ze eerst dachten. Tussen hun levens bevinden zich enkele spiegels. Wie het meest oprecht handelt, is een vraag die je nog lang bezig houdt. Greiner is diegene die publiek zijn falen moet toegeven, en zich moet laten beoordelen door rechter Kőmives. Die laatste is tegelijk symbool van de vaderlijke autoriteit van de staat en ook jeugdvriend die een ander leven mee beïnvloedde. In de nachtelijke confrontatie worden de rollen (wie oordeelt over wie, wie doet de ander wat zeggen) omgedraaid. Maar die ontmoeting vindt plaats achter de muren van het huis van de rechter. Voor de buitenwereld geldt waarschijnlijk alleen de formele confrontatie, overdag, en in de publieke ruimte die de rechtszaal is. Het is duidelijk wie in die setting het ‘juiste’ zal vertegenwoordigen.

De manier waarop Márai de verschillende rollen in de tegenstelling tussen dag en nacht in zijn verhaal weeft, is magistraal. De lange aanloop, waarin de rechter vooral over zijn eigen leven praat, geeft een grote spankracht aan de ontmoeting die al van het begin is aangekondigd. Wat mag gezien worden, en wat is duister en moet zo blijven? En waar tussen die twee bevindt zich de waarheid? Het is een domein dat Márai ook in andere boeken steeds weer opzoekt.

Eens je als lezer in het verhaal zit van het leven van de twee mannen, kun je niet meer terug. Je moet kijken, en je hoopt dat je niet moet oordelen in dit spiegelpaleis.

Geen opmerkingen: