Ik zag het al nog voor ik het huis uit ging vanmorgen. Het licht. Wonderlijk mooi. Op het perron liet ik een trein vertrekken om even langer naar het licht te kunnen kijken. Het licht maakt wat er altijd is, net even anders. Er is meer van wat er is. De dingen nodigen zichzelf uit om bekeken te worden.
Net voor ik uitstap uit de trein ’s morgens kijk ik altijd even uit het raam naar het kleine schooltje beneden. Als ik wat later vertrek, zitten de kinderen in hun klasjes. Ik zie hen glimmen, met grote ogen rondkijken. Als ik gewoon vroeg vertrek, zie ik hen op de speelplaats. Ze hollen rond en tasten elkaars ruimte en fantasie af. Het blijft wonderlijk hoe een speelplaats meer dan zichzelf is. Je zou zeggen dat het gewoon een stuk ruimte is. Maar met de kinderen erop is het iets anders. Iets dat meer is.
Het is wonderlijk hoe die ene plek beweegt, en hoe het anders kijken is. Eromheen zijn er zoveel andere plekken. De straten met ochtendvermoeide auto’s die zich op gang trekken. De verweerde achterkanten van de oude huizen. Met mensen die zich staan aan te kleden voor het raam, of stil aan een tafel midden in een grote kamer zitten. Lelijke appartementsblokken die niet anders dan hun eigen droefenis kunnen uitstralen. Een kleine oude kerk die iemand ooit heeft achtergelaten in deze omgeving.
En tussen dat alles is er het schooltje. Ik word er elke dag naartoe gezogen. De kinderen zijn daar, alsof alles eromheen er niet is. Alsof het niet geeft wat er nog is. Op die kleine plek is alles mogelijk, ligt de tijd nog helemaal open.
Vanmorgen was ik in de war. De speelplaats was leeg. Het duurde even voor ik het weer besefte: het is vakantie voor de kinderen. Heel even leek het alsof het mooie licht niet voldoende zou zijn om dat warme gevoel in mijn achterhoofd te krijgen dat de dag zo anders doet beginnen. Een klein beetje verweesd voelde ik me, zonder de kinderen.
Het is moeilijk om er iets aan te verhelpen. Om de zoveel tijd, en nu dus ook, overvalt me het gevoel dat ik naar de omgeving kijk, en me afvraag hoe alles eruit zal zien binnen twintig of dertig jaar. Diezelfde omgeving zal dan het decor zijn waarin de kinderen van de speelplaats naar hun werk rijden. Zouden de dingen gewoon doorgaan? Zou op vandaag op vanzelfsprekende wijze steeds morgen volgen, alsof het zo hoort?
Het is zo moeilijk geworden, zeker in deze warme winter, met een lente die haar moment niet heeft afgewacht, om gewoon het ritme van de tijd te vertrouwen. Als alles wat we weten over de klimaatverandering werkelijkheid zal worden, dan zullen de volgende twintig jaar heel anders zijn dan de vorige. Het laat me niet los, en maakt me vaak onrustig. Het is de tijd waarin we leven, die alleen nu en hier kan zijn.
Kijken naar de kinderen, van op een afstand, is een beetje als kijken naar een andere tijd. Het heeft iets van troost. Alsof het ook gewoon dat zou kunnen zijn. Alsof je zou kunnen geloven dat die kleine speelplaats de hele wereld is, vol van dromen.
Het is gemakkelijker de dingen te doen als je weet dat de kinderen gewoon verder spelen daar dichtbij in je hoofd.
Net voor ik uitstap uit de trein ’s morgens kijk ik altijd even uit het raam naar het kleine schooltje beneden. Als ik wat later vertrek, zitten de kinderen in hun klasjes. Ik zie hen glimmen, met grote ogen rondkijken. Als ik gewoon vroeg vertrek, zie ik hen op de speelplaats. Ze hollen rond en tasten elkaars ruimte en fantasie af. Het blijft wonderlijk hoe een speelplaats meer dan zichzelf is. Je zou zeggen dat het gewoon een stuk ruimte is. Maar met de kinderen erop is het iets anders. Iets dat meer is.
Het is wonderlijk hoe die ene plek beweegt, en hoe het anders kijken is. Eromheen zijn er zoveel andere plekken. De straten met ochtendvermoeide auto’s die zich op gang trekken. De verweerde achterkanten van de oude huizen. Met mensen die zich staan aan te kleden voor het raam, of stil aan een tafel midden in een grote kamer zitten. Lelijke appartementsblokken die niet anders dan hun eigen droefenis kunnen uitstralen. Een kleine oude kerk die iemand ooit heeft achtergelaten in deze omgeving.
En tussen dat alles is er het schooltje. Ik word er elke dag naartoe gezogen. De kinderen zijn daar, alsof alles eromheen er niet is. Alsof het niet geeft wat er nog is. Op die kleine plek is alles mogelijk, ligt de tijd nog helemaal open.
Vanmorgen was ik in de war. De speelplaats was leeg. Het duurde even voor ik het weer besefte: het is vakantie voor de kinderen. Heel even leek het alsof het mooie licht niet voldoende zou zijn om dat warme gevoel in mijn achterhoofd te krijgen dat de dag zo anders doet beginnen. Een klein beetje verweesd voelde ik me, zonder de kinderen.
Het is moeilijk om er iets aan te verhelpen. Om de zoveel tijd, en nu dus ook, overvalt me het gevoel dat ik naar de omgeving kijk, en me afvraag hoe alles eruit zal zien binnen twintig of dertig jaar. Diezelfde omgeving zal dan het decor zijn waarin de kinderen van de speelplaats naar hun werk rijden. Zouden de dingen gewoon doorgaan? Zou op vandaag op vanzelfsprekende wijze steeds morgen volgen, alsof het zo hoort?
Het is zo moeilijk geworden, zeker in deze warme winter, met een lente die haar moment niet heeft afgewacht, om gewoon het ritme van de tijd te vertrouwen. Als alles wat we weten over de klimaatverandering werkelijkheid zal worden, dan zullen de volgende twintig jaar heel anders zijn dan de vorige. Het laat me niet los, en maakt me vaak onrustig. Het is de tijd waarin we leven, die alleen nu en hier kan zijn.
Kijken naar de kinderen, van op een afstand, is een beetje als kijken naar een andere tijd. Het heeft iets van troost. Alsof het ook gewoon dat zou kunnen zijn. Alsof je zou kunnen geloven dat die kleine speelplaats de hele wereld is, vol van dromen.
Het is gemakkelijker de dingen te doen als je weet dat de kinderen gewoon verder spelen daar dichtbij in je hoofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten