Mooi toch, hoe een verhaal verder kan lopen. Van een vriendin kreeg ik een interview toegestuurd van de ravissante Anna Luyten met de eerder genoemde Claudio Magris. Uitstekend geschikt om na een lange werkdag op de trein terug naar huis rustig te lezen.
Er was iets bijzonders aan de gang. De wagon was bijna leeg. Naast de deur zat een oude man. Na enkele minuten begon hij heel zachtjes op een viool te spelen. Een ontroerend breekbaar en verlangend geluid. Bij het naar buiten gaan zag ik zijn ogen. Ze leken me de ogen van iemand die veel gezien heeft. Hij keek naar een punt ergens in een verte. Misschien waren de noten uit zijn viool de enige plek waar hij even kon blijven.
In het interview reageert de schrijver op een vraag over het reizen. Blijkbaar komt het vaak voor in zijn werk. Hij verwijst naar de Odyssee in zijn antwoord. En dan komt een mooie zin. “We kunnen maar naar twee plaatsen reizen: naar Ithaka of naar het altijd maar verderop… Ik reis om terug te keren. Vechten tegen moeilijkheden en confrontaties aangaan, is de enige en noodzakelijke manier om terug te keren naar zichzelf. Naar huis gaan, kan alleen langs een pad bezaaid met doornen.”
Die zin zit sinds gisteren in mijn hoofd. Hij raakt iets. Wat is de reis, en wat is thuis? Soms lijkt het alsof sommige mensen vooral erg veel willen reizen, in de fysieke zin van het woord, omdat ze vooral niet willen reizen in hun hoofd. Reizen is moeilijker als je op dezelfde plek blijft. De Odyssee wordt er niet minder om.
Stel je voor dat je op dezelfde plek blijft staan. Je kunt niet bewegen met je lichaam. Je kunt je kleren niet veranderen. Je kunt de omgeving niet veranderen. Wat vergankelijk of al te vaak gezien is, blijft er. Er is geen vluchtweg uit dit hier en nu. En dan ga je reizen, in je hoofd. Dat is een naakter soort reizen. Er is geen ander uitzicht dat je kan afleiden van je reis.
Je moet weggaan om terug te komen. Om te weten wie je bent, moet je vertrekken. En tegelijk mag je je eigen zwaartekracht niet achter je laten. De reis mag geen vlucht zijn waaruit je nooit meer kunt ontsnappen om toch terug te gaan.
In de Odyssee weet je niet hoe lang de terugtocht zal duren. Tijdens de terugtocht is er altijd de verleiding om te verdwalen. Verdwalen in het niet willen weten. Thuiskomen kan alleen door een ander te zijn die toch zichzelf herkent. Het zelf kon er dus alleen zijn in de veronderstelling van het afscheid.
Het woord thuis is een van de moeilijkst te omschrijven begrippen. Een mogelijkheid is iets als: daar waar je ‘ergens’ bent. Soms is ‘nergens’ gemakkelijker herkenbaar dan ‘ergens’. Een andere mogelijkheid is: vrede met jezelf. Dat lijkt een beetje op de volle leegte. Het moment waarop alle strijden gestreden zijn, maar zonder een uitgeputte leegte achteraf. Integendeel een vervulling, die op geen enkele manier bestaat in het ontkennen van een ander, maar aan zichzelf genoeg heeft.
In het interview zegt de auteur dat het thuis voortdurend verandert. “Het ‘thuis’ is de waarde van een persoon die alles blijft omarmen wat betekenis heeft gehad in zijn of haar leven.” Dat is mooi gezegd. “Ik beschouw het leven als een herberg waarin ik ook met mijn verleden een glas moet kunnen drinken.” De waarheid waarin je zou willen leven kan dus alleen in iets van een Odyssee ontstaan.
Er is moed voor nodig om in de herberg recht in de ogen te kijken van je tafelgenoten. Ze zonder enig oordeel te bekijken als zag je ze voor het eerst. En alleen luisteren naar het gesprek zoals het zich aandient. Je moet willen reizen om dat stilstaan aan te kunnen.
Op een of andere manier wilden de auteur in het interview en de man met de viool me iets vertellen. Het had alleen op dat moment en op die plaats kunnen gebeuren. En dat was goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten