Ik zag hem eerder deze week. In het station. Op de plek waar de routes van de gewone treinzoekers en de internationale reizigers elkaar raken. Je ziet daar verschillende versnellingen. De pendelaars, die bijna blindelings de weg naar hun perron zoeken. Ze hebben na jaren training exact berekend op welk moment ze op hun werk moeten vertrekken om juist op tijd hun trein te bereiken. Ze gaan gezwind op hun spoor af. Er zijn de occasioneel gestranden. Ze komen voor het eerst in dit station, of nemen de trein bijna nooit. Ze lopen lichtjes verloren rond. En dan zijn er ook nog de internationalen. Met grote koffers op wieltjes voor de mensen met grote reizen. Of kleine elegante koffertjes voor de zakenmensen. Elk met een verschillend tempo. En ook een verschillende manier van rondkijken naar de rest van het stationsgebeuren. Tussen al die mensen staan ook mensen te wachten op andere mensen die ergens vandaan zullen komen.
En daar stond hij dus. Als was het een klein theater. Hij stond te roepen. Met grote gebaren en hevige woorden. Tegen iets of iemand. Niemand wist het, niemand wilde het weten. Of hij zelf ook maar enig idee had dat er zoveel mensen rondom hem waren, weet ik niet. Misschien wilde hij wel graag zoveel publiek. Zocht hij getuigen van deze ultieme confrontatie.
Tegen wie sprak hij? Welke demonen cirkelden rond hem? Hoe zagen ze er uit? Welk onheil moest bezworen of afgewend worden? Ik weet het niet. Even had ik willen zien hoe diezelfde plek er uit zag in zijn ogen. Misschien zou het alleen maar gewoon geweest zijn dat hij zo tekeerging.
Die man blijft ergens in mijn hoofd hangen. Ik zou willen weten wat er aan dit moment vooraf ging. Waar is het ooit anders beginnen gaan? Iedereen heeft een geschiedenis. Is ooit ergens geboren. Uit mensen die ook een leven hebben, hoe gehavend ook. Iedereen groeide ergens op, moest eten, moest slapen. De meesten leerden dingen. Gingen op weg. En waren op een of andere manier verbonden met anderen.
De weg van het leven kan kronkelig zijn. Niet iedereen krijgt dezelfde uitgangspositie of dezelfde kansen. Kleine ongelukken kunnen voor de ene een tijdelijke beproeving zijn, maar voor de andere een keerpunt waarna ze van de weg af raken. Soms om nooit meer terug te komen.
Welk leven had die man ooit? Was het een normaal leven dat ineens werd afgebroken, waarna de nevelen in zijn geest toesloegen? Of is het langzaam gegaan? Stapje voor stapje verder weg van wat als normaal wordt beschouwd. En stapje voor stapje door ontbering of te veel drank of andere drugs een hoofd krijgen dat een gat wordt. Een one-way ticket naar nergens.
Waar en wanneer was er het moment waarop al wie hem ooit kende elke band met hem verloor? Vanaf welk moment word je door niemand meer gemist? Wanneer laat iedereen je los en levert je over aan het moeras in je hoofd?
Sommige mensen zijn het noorden kwijt. Sommige mensen zijn denk ik alle windstreken kwijt. Aan de andere kant van een lijn waarvan geen terugkeer meer mogelijk is. De ruimte waarin ze staan of lopen is hun hoofd waarin ze verloren zijn. Zou er enig besef van hun verdwaaldheid zijn, of is die nieuwe wereld de vertrouwde echte wereld geworden?
Misschien zie ik die man nooit meer terug, daar op diezelfde plek in het station. Waar hij is, weet ik niet. Ik probeer het me voor te stellen. Hij is anoniem. Zijn verhaal is van hem afgegleden. Dat is wat je ziet als je kijkt. Misschien is zijn verhaal hem wel ontnomen. Probeerde hij ooit vruchteloos, in een moment van wervelstorm, om zijn verhaal in zijn armen te koesteren. Als was het zijn laatste bezit. Tot het genadeloos weggleed. En hij zichzelf moest loslaten.
Het voordeel van treinen is dat ze je een doel geven. Ik ben nu hier, en ik moet naar daar. Nu ben ik nog hier, maar ik kan er bijna geheel op vertrouwen dat ik binnen enkele momenten – als de treinregeling klopt – kan beginnen aan het naar daar gaan. Het landschap daarbuiten en in je hoofd is georganiseerd volgens de windrichtingen van het onderweg zijn. Een landkaart en een agenda in je hoofd, ze beschermen tegen verlies en wegglijden.
Nergens heen kunnen is erg. Nergens heen moeten kan erger zijn. Niet weten waar ergens of nergens is, is misschien nog erger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten