In de krant lees ik een bespreking van een boek over het einde van de standaardtaal. Ik had het boek al enkele keren vastgenomen in de winkel, maar legde het steeds terug. Ook aan het artikel begon ik met een lichte tegenzin, die eigenlijk vooral zenuwachtigheid was. Iets moeten lezen over de mogelijke ondergang van het Nederlands als standaardtaal gaat me erg moeilijk af. Vooraf weet ik al dat het erg emotioneel zal worden. Het heeft iets met liefde te maken. En dat is altijd ingewikkeld. Ik lees dat de standaardtaal aan een ‘zwanenzang’ bezig is, maar dat zou geen ‘Babylonische ramp’ zijn. Volgens de auteur kan inzicht in wat er gebeurt ons behoeden voor “zinloze retrobewegingen en achterhoedegevechten”. Misschien is de achterhoede me te dierbaar, misschien wil ik niet zien wat er gebeurt.
Zonder emoties spreken over het Nederlands als taal, en als standaardtaal, lukt me niet. Ik heb het al vaak geprobeerd, maar het zit er niet in. Ik moet er meteen bij zeggen dat ook voor andere levende talen de liefde groot is. In mijn wildste dromen spreek ik tien talen of zo, en worstel ik me dagelijks door stapels kranten en boeken in al die talen. Maar de moedertaal, dat is nog iets anders. Dat is als een thuis waarin je geboren bent. Als ik toevallig in het Duits was ‘geworpen’, zou de liefde niet minder zijn. Er is dus niet speciaals met het Nederlands op zich, het is gewoon de taal waarin ik woon. Graag ga ik elke dag even op reis naar andere huizen, om dan weer terug te keren naar huis.
Volgens sommigen maakt het me tot een of andere purist of conservatief of zelfs elitarist, maar ik heb het altijd heel erg belangrijk gevonden dat er een standaardtaal is, en blijft. Een taal is en kan nooit een gesloten huis zijn, en zo hoort het ook. Een taal is nooit ‘zuiver’, en mag dat ook nooit zijn. Een taal is een levend organisme. Een taal is meer een ecosysteem dan een piramide die de tijd moet overleven. Het is niet erg, integendeel zelfs, dat een taal permanent via contacten met andere talen beweegt. Het is niet erg dat er leenwoorden komen en gaan. Het is niet erg dat er naast de standaardtaal ook dialecten bestaan. Het is niet erg dat je van een taalgebruiker, als je goed luistert, zou kunnen weten waar hij of zij vandaan komt.
Maar als een taal een ecosysteem is, zeg maar een tropisch regenwoud, dan moet je dat ecosysteem ook voldoende beschermen. Een taal is niet zomaar een leeg ‘instrument’, het is ook een cultuur, het is een welbepaalde manier om naar de werkelijkheid te kijken en die te organiseren. Dat je in elke taal op een verschillende manier over de liefde spreekt, is alleen maar geweldig. Dat je als je al die uitdrukkingen naast elkaar zou leggen nog steeds niet alles gezegd hebt over de liefde is troostend.
Het behouden en onderhouden van een standaardtaal heeft verschillende functies. Het speelt een rol in het behoud van die taal als geheel. Het is belangrijk dat er een voldoende afgelijnde norm is op het vlak van uitspraak en spelling, zodat teksten leesbaar blijven voor iedereen en sprekers verstaanbaar zijn. Zo kan de kennis doorgegeven worden, zo kan er onderwezen en nagedacht worden in die taal, zo blijft er een dynamiek die door iedereen kan gevolgd worden en die het geheel ten goede komt. Het is dan ook belangrijk dat er ‘instituties’ zijn die die norm bevestigen. Misschien wel de belangrijkste normerende factor in Vlaanderen was altijd de openbare omroep. De nieuwslezer werd verondersteld correct Nederlands te spreken, en zo hoort het ook. Er blijft een norm, een ankerpunt, waar omheen alle andere taalbewegingen kunnen plaatsvinden. Het Nederlandse taalgebied is niet zo klein als sommigen denken (er zijn bv. veel minder mensen die Deens spreken), maar heel erg groot is het nu ook weer niet. Om zo’n ecosysteem te behouden moet je dus wat moeite doen. Geïsoleerde natuurgebieden hebben geen zin als ze niet in een netwerk met elkaar verbonden zijn. Vlamingen en Nederlanders delen één taal, en zijn samen lid van dezelfde gemeenschap. Dat er bij het Nederlandse journaal al jaren veel minder zorg is voor het gebruik van een correct Nederlands is dan ook heel erg. Dat Vlamingen en Nederlanders hun programma’s voor elkaar moeten ondertitelen is eigenlijk onaanvaardbaar en schandalig. Met ‘gezelligheid’ of ‘eigenheid’ heeft dat niets te maken. Het ondermijnt de nodige kritische massa die je nodig hebt om je taal overeind te houden. Een gelijkaardige redenering geldt voor onder meer correcte taal in kranten, Nederlands in het onderwijs of normerende woordenboeken.
Een andere functie is minstens even belangrijk. Het gebruik van de standaardtaal is de beste garantie voor een goed werkende democratie. Wanneer mensen in de publieke sfeer met elkaar omgaan, dan moeten ze elkaar zo volledig mogelijk kunnen verstaan. Als een Togolees die zich wil inburgeren in ons land jarenlang een cursus Nederlands volgt, en dan naar een loket in het gemeentehuis gaat om daar in het Antwerps te worden aangesproken, dan is dat een inbreuk op de burgerrechten die de overheid zou moeten garanderen. Als een minister, die verondersteld wordt de belangen van alle onderdanen te behartigen, in een debat in het parlement dat door alle burgers kan gevolgd worden via de televisie in het Brugs spreekt, dan is dat vooral een bewijs van gebrek aan respect voor die burgers. Als een dienstverlener van de hulplijn voor zelfmoordpreventie alleen Maaseiks kan spreken, en er belt iemand van Oostende, dan is dat onaanvaardbaar. Wanneer iemand wil solliciteren voor een functie, daarvoor alle relevante ervaring heeft, maar niet in staat is een brief te schrijven zonder spelfouten of een sollicitatiegesprek te voeren dat verstaanbaar is, dan is dat dom: het verhindert mensen de kansen te krijgen waar ze recht op hebben. In een dergelijke context is er niets ‘cools’ aan het gebruik van een of ander dialect of aan slordig schrijven, integendeel. Het is ook niet ‘elitair’, ook integendeel. Het is een van dé sleutels voor een echte democratisering van de maatschappij.
En zo zou ik nog uren kunnen doorgaan… Misschien is het zo dat we evolueren naar een heel ander talensysteem. Dat zal dan wel. Maar er lijken me nog steeds meer dan voldoende argumenten om de strijd die sommigen als een achterhoedegevecht omschrijven nog niet te staken. En dat heeft ook met kwaliteit te maken. Dat er alleen al in dit landje zoveel verschillende soorten bieren bestaan is een ongelooflijke rijkdom. Als de hele wereld hetzelfde pils drinkt, is dat niet noodzakelijk een vooruitgang als daardoor alle kleine bieren zouden verdwijnen. Je moet dus ook voor een goede bedding zorgen waarin die kleinere bieren, met telkens een eigen karakter, kunnen overleven. En dat gaat niet vanzelf, daar moet je moeite voor doen. Ik blijf er dan ook van dromen dat we al die talen zullen blijven koesteren, met heel veel liefde en warmte, om met elkaar in zoveel mogelijk talen te spreken. En om de ander beter te verstaan moet je dan soms letterlijk en figuurlijk een andere taal leren, maar dat maakt het leven alleen maar rijker.
1 opmerking:
.
Volgens sommigen maakt het me tot een of andere purist of conservatief of zelfs elitarist,
Jan,
dit zijn 'vieze woorden' geworden ...
Plust est en vous.
Savoir-vivre.
Toevallig Franse woorden.
Vandaag zag ik ééntalig Engels op winkelruiten,
waar ooit 'Walen buiten' vlogen.
Sire, il n'y a pas de Belges.
Paardekooper en Maarten van Nierop,
Marc Galle en Joos Florquin ...
Voor wie haar geen geweld aandoet
en
Hier spreekt men Nederlands ...
Ooit een Betty Mellaerts op Radio1,
een Friedl Lesage ...
maar ook één vindt fatsoenlijk 'Nederlands' niet meer nodig, heb ik het gevoel ...
Klara als laatste Bastiljon?
No passaran ...
Ach, ...
Een reactie posten