22 augustus 2008

Schipbreuk



Ze lijken soms zeldzaam geworden, goede essayisten. Maar ze zijn er nog. De Nederlander Cyrille Offermans is een van hen. Onlangs werden enkele van zijn stukken gebundeld in het boek Schipbreuk. Het zijn teksten die gaan “Over kennis, cultuur en beschaving”.

Met de titel verwijst Offermans naar het schilderij Le radeau de la Méduse, van Théodore Géricault. Op dat schilderij zijn enkele overlevenden te zien van de schipbreuk van het schip La Méduse in 1816. En daarmee heeft de auteur een overkoepelend beeld voor de stukken die hij in dit boek verzamelde. Offermans wordt vooral gedreven door een bekommernis voor het project van de Verlichting. Met het moderne vooruitgangsgeloof zouden rampen als die met de Medusa niet meer mogelijk zijn. Maar de rust en voorspelbaarheid van de moderne wereld blijken maar schijn. Voor grote delen van de wereld is de hardheid van het leven niet minder dan toen, integendeel. De eenzijdige globalisering met haar nadruk op enkel economische groei duwt de planeet tegen haar grenzen. De ellende in het Zuiden wordt rechtstreeks mee veroorzaakt door de levenswijze in het Noorden. En de mensen die leven in de rijke consumptieparadijzen zijn niet al te gelukkig en dwalen doelloos rond. Tijd dus om “de reddingssloepen te bemannen en de schipbreukelingen aller landen aan boord te nemen”.

De stukken van Offermans getuigen van een rustige eruditie. Telkens opnieuw worden stellingen in een uitgebreide historisch-culturele context gesitueerd. Zo krijg je onder meer een uitgebreide en erg boeiende beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het schilderij van Géricault. De schrijver neemt zijn tijd en roept daarmee de lezer op om ook de tijd te nemen om met kunst en cultuur om te gaan.

In een reeks stukken die een verband hebben met actuele discussies gaat Offermans uitgebreid in op de zin van culturele kennis en de achteruitgang van het onderwijs. Die kennis kan niet zomaar vervangen worden door de vaardigheid om dingen op te zoeken. Hij heeft het over de manier waarop de Verlichting, in wezen toch een progressief project nu wordt gebruikt door nieuwrechtse politici. Wat zij ermee doen, gaat in tegen het wezen van de Verlichting. “Verlichting en dwang zijn onverenigbaar, maar dat essentiële inzicht wordt door Verlichtingsfundamentalisten, ook die van het huidige nieuwrechts, met voeten getreden.” Hij pleit voor een behoedzame omgang tussen mensen in de multiculturele samenleving. “Lof van de discretie – we zouden onze kracht minder intimiderend moeten tonen, met onze rijkdom minder te koop lopen, ons geluk minder demonstratief etaleren, onze overwinningen ingetogener vieren.” Hij heeft het over het kind in de op consumptie gerichte maatschappij. Heel duidelijk neemt hij stelling in het Nederlandse debat over de zogenaamde ‘nationale identiteit’. Hij houdt verder een pleidooi voor de onbaatzuchtigheid en neemt fors afstand van de zogenaamde herleving van de religie in de mate dat die ook een oud godsbeeld probeert herwaarderen. Ten slotte wijst hij op het verschil tussen echte satire en populistische botheid.

Daarna volgt een reeks stukken die het vooral hebben over cultuur en kunst. Hier voel je dat Offermans echt op dreef komt en gepassioneerd spreekt over wat hem echt raakt. Niet alle teksten zijn in strikte zin onder de noemer “tussen politiek en commercie” te plaatsen. Zo is de bespreking van een boek van Saramago vooral een cultuurhistorische bespreking. Daarna volgt een sterk en erg gedreven stuk waarin de auteur onomwonden pleit voor een ‘beschavingsoffensief’ en daarmee ingaat tegen een verkeerd begrepen ‘democratisering van de cultuur’ zoals dat vooral in socialistische middens is beleden. Kunst vraagt inspanning en opvoeding, en daar is niets mis mee. “Kunst kan iemand het inspirerende gevoel geven dat hij niet is geboren om zich te schikken in de treurige kringloop van produceren en consumeren, van verbruikt worden en moeten verbruiken.” Even uitgesproken gaat hij in tegen de ‘canon’ en vooral de manier waarop de hele Nederlandse canondiscussie wordt gebruikt in het project ter ondersteuning van de ‘nationale identiteit’. Dan volgen nog twee stukken over poëzie in een onpoëtische tijd, over de dichter Hans Tentije en over de ‘cultuurpolitiek’ van Saatchi.

Het boek sluit af waar het begon, weer op zee. Via het verhaal van Robinson Crusoe wordt een kritiek op de gangbare globalisering ontwikkeld. Er wordt gepleit voor een Europees zelfbeeld dat ook het wezen van de Verlichting overeind houdt, namelijk de twijfel en zelfkritiek. “Zij zouden een belangrijke rol op het wereldtoneel kunnen spelen door het van oorsprong Europese echter nu vooral door Amerikanen gepraktiseerde ‘idealisme’ met de kracht van sceptische argumenten te ondermijnen.” Daarmee sluit aan bij stellingen van mensen als Ton Lemaire en Wolfgang Sachs.

De teksten die verzameld zijn in Schipbreuk verdienen het gelezen te worden. Ze gaan over essentiële discussies. Cyrille Offermans formuleert behoedzaam maar duidelijk waar hij naartoe wil. Hij is ernstig zonder te willen overbluffen. Af en toe blijf je nog een beetje op je honger, en zou je willen dat hij verder gaat. Maar met zijn rustige maar overtuigende pleidooien voor het belang van kennis, cultuur en beschaving biedt hij een sterk antwoord op het gangbare relativisme en cynisme in dit soort discussies. Zijn teksten hebben nooit de pathetiek die je op schilderij met het vlot van de Medusa wel te vinden is. Over de schipbreuk wordt nooit in gezwollen of ‘autoritaire’ woorden gesproken, en in die zin blijft Offermans trouw aan de Verlichting die hem zo dierbaar is.

Geen opmerkingen: