Hoeveel manieren zijn er om licht te beschrijven? Je kijkt alleen maar. Een rand van het land lijkt hier nooit geweest te zijn. Je weet niet waar het droge begint. Het water daar trilt even, dicht bij het land. Alsof gezegd wordt: ik heb nog wel een golf in mij, maar hij hoeft nu niet. Het water heeft zichzelf uitgespreid, in kwetsbare onvatbaarheid. Waar komt dit licht vandaan? Het water lijkt op zichzelf te liggen. Tot daar, tot aan de rand van de wereld. Soms is het alsof daar gewoon de dingen verder draaien. Voorbij de horizon zie je niets, maar je weet wat er is, en het geeft niet. Soms is het alsof daar de rand is. De andere zee, van gisteren dit uur, was in beweging, zo ver er gezien kon worden. De zee van nu houdt zich in, wacht op iets, en beangstigt meer.
De schelpen zijn onderweg om zand te worden. Ze verliezen zichzelf. Daarbij zijn ze nooit alleen. De zee heeft hen hier gebracht. De zee blijft telkens terugkeren om hen bij dit verlies te troosten. Met een zachte aanraking. Zodat het vertrekken hen niet bang maakt.
De kleine jongen roept naar zijn mama. Hij blijft roepen. Hij staat op het strand, heeft misschien iets gezien, of ook niet. Het gaat om het roepen dat moet beantwoord worden. Ja, ik zie je, het is goed. Zij zwijgt en loopt de golfbreker op. Even, die paar seconden, antwoordt ze niet, ziet ze hem niet. Even is de tijd van haar alleen. Zo lang het duurt. Ja, ik zie je, het is goed.
Ook het licht heeft zich teruggetrokken, zoals de nacht vraagt. De pier is zo goed als leeg. Heel even lijkt het alsof je hier zou kunnen blijven lopen. Tot het einde van wat hier gemaakt is, ontsnapt aan het water, je stap verhindert. Wat is er aan de andere kant? Is het een zwart gat? Laat me nu maar, lijkt het water te zeggen, het is wel goed. Morgen ben ik er weer, eerder dan jij zult weten. Je loopt terug. En even lijkt het alsof je niet alleen terug kunt komen van deze pier, alsof er altijd iemand bij is, die je hand zoekt.
De oude vrouw is er nog steeds. Elke morgen, heel vroeg nog, komt ze rustig het strand op lopen. Ze wandelt het water in, en laat zich omringen door het water. Zwemmen doet ze net niet. Het is iets anders. Misschien bestaat er een woord voor. Even rustig is daarna de terugkeer.
Sommige buiken worden voorzichtig ontbloot. Alsof het nog fout zou kunnen gaan. Alsof deze uitbundige zon een luchtspiegeling zou zijn. Daar trekt het kind zich niets van. Alles is hier en nu, en wat daar of later zou kunnen zijn, is er niet. Hier is alleen dit zandkasteel. Het water is ongemerkt dichterbij gekropen, en heeft het bouwwerk bereikt. Het kind roept verontwaardigd iets tegen de zee. Terwijl lopen vier jonge meiden het water in. Snel en dartel gaat ergens rond deze leeftijd over in meer gracieus en gestileerd, zou je denken. Verward hopen ze dat deze stukken stof hun bewegende lichaam in bedwang kunnen houden. Gelukkig brengt het water redding. Van hier gezien is het water van zilver. Iedereen die verder dan daar is wordt herleid tot een silhouet boven zoveel reflectie. Als je daar zou zijn, zou je het niet weten.
Je loopt traag door het zand, met het water aan de ene en de mensen aan de andere kant. En heel even lijkt het alsof alles goed is. Alsof wat van je af kon vallen verdwenen is. De tijd is er nog, maar heeft zich teruggetrokken in deze adem.
De meeuwen zitten in een lange rij op de reling van de pier. Een voor een vertrekken ze terwijl ik voorbij kom. Is het afgesproken? Is er een ritueel dat soms, zoals nu, kan uitgevoerd worden? En zou je dat kunnen kennen? Later blijken ze allemaal op het water te dobberen. Het beweegt wat af, het water daar. Hopelijk kunnen meeuwen niet zeeziek worden.
Je moet het steeds vragen aan de zee. Of je mag vertrekken. Of je weer verder het land in mag. Tot daar waar je de zee alleen met gesloten ogen kunt zien. Je moet wachten op het antwoord. Ook al weet je dat je nooit helemaal weg zult kunnen gaan. De zee is niet meer los te weken uit jezelf. Het is geen eenvoudige vraag. Maar alleen als je ze stelt kun je vertrekken om daarna in die beweging te kunnen blijven. Als je hier zou blijven, om het water vast te houden, kun je alleen dolen.
De schelpen zijn onderweg om zand te worden. Ze verliezen zichzelf. Daarbij zijn ze nooit alleen. De zee heeft hen hier gebracht. De zee blijft telkens terugkeren om hen bij dit verlies te troosten. Met een zachte aanraking. Zodat het vertrekken hen niet bang maakt.
De kleine jongen roept naar zijn mama. Hij blijft roepen. Hij staat op het strand, heeft misschien iets gezien, of ook niet. Het gaat om het roepen dat moet beantwoord worden. Ja, ik zie je, het is goed. Zij zwijgt en loopt de golfbreker op. Even, die paar seconden, antwoordt ze niet, ziet ze hem niet. Even is de tijd van haar alleen. Zo lang het duurt. Ja, ik zie je, het is goed.
Ook het licht heeft zich teruggetrokken, zoals de nacht vraagt. De pier is zo goed als leeg. Heel even lijkt het alsof je hier zou kunnen blijven lopen. Tot het einde van wat hier gemaakt is, ontsnapt aan het water, je stap verhindert. Wat is er aan de andere kant? Is het een zwart gat? Laat me nu maar, lijkt het water te zeggen, het is wel goed. Morgen ben ik er weer, eerder dan jij zult weten. Je loopt terug. En even lijkt het alsof je niet alleen terug kunt komen van deze pier, alsof er altijd iemand bij is, die je hand zoekt.
De oude vrouw is er nog steeds. Elke morgen, heel vroeg nog, komt ze rustig het strand op lopen. Ze wandelt het water in, en laat zich omringen door het water. Zwemmen doet ze net niet. Het is iets anders. Misschien bestaat er een woord voor. Even rustig is daarna de terugkeer.
Sommige buiken worden voorzichtig ontbloot. Alsof het nog fout zou kunnen gaan. Alsof deze uitbundige zon een luchtspiegeling zou zijn. Daar trekt het kind zich niets van. Alles is hier en nu, en wat daar of later zou kunnen zijn, is er niet. Hier is alleen dit zandkasteel. Het water is ongemerkt dichterbij gekropen, en heeft het bouwwerk bereikt. Het kind roept verontwaardigd iets tegen de zee. Terwijl lopen vier jonge meiden het water in. Snel en dartel gaat ergens rond deze leeftijd over in meer gracieus en gestileerd, zou je denken. Verward hopen ze dat deze stukken stof hun bewegende lichaam in bedwang kunnen houden. Gelukkig brengt het water redding. Van hier gezien is het water van zilver. Iedereen die verder dan daar is wordt herleid tot een silhouet boven zoveel reflectie. Als je daar zou zijn, zou je het niet weten.
Je loopt traag door het zand, met het water aan de ene en de mensen aan de andere kant. En heel even lijkt het alsof alles goed is. Alsof wat van je af kon vallen verdwenen is. De tijd is er nog, maar heeft zich teruggetrokken in deze adem.
De meeuwen zitten in een lange rij op de reling van de pier. Een voor een vertrekken ze terwijl ik voorbij kom. Is het afgesproken? Is er een ritueel dat soms, zoals nu, kan uitgevoerd worden? En zou je dat kunnen kennen? Later blijken ze allemaal op het water te dobberen. Het beweegt wat af, het water daar. Hopelijk kunnen meeuwen niet zeeziek worden.
Je moet het steeds vragen aan de zee. Of je mag vertrekken. Of je weer verder het land in mag. Tot daar waar je de zee alleen met gesloten ogen kunt zien. Je moet wachten op het antwoord. Ook al weet je dat je nooit helemaal weg zult kunnen gaan. De zee is niet meer los te weken uit jezelf. Het is geen eenvoudige vraag. Maar alleen als je ze stelt kun je vertrekken om daarna in die beweging te kunnen blijven. Als je hier zou blijven, om het water vast te houden, kun je alleen dolen.
1 opmerking:
.
Een mix van 'Brouwers en Dewulf'
een schitterende Mertens ...
Jan, toch ...
.
Een reactie posten