17 augustus 2008

Reizen


Bijna een ritueel. Elke dag de fiets op. Om lang genoeg afstand te doen. Snel genoeg. Tegen de wind in. Om moe genoeg te worden. Voelen hoe het gaat. Een beweging waar je bijna naar kunt kijken. Die het ergens overgenomen heeft. Het is wat gezocht werd.

Waar je heen gaat. Er is geen toeval. De weg dient zich aan zoals die dag het wil.

Het grote gebouw op de berg. Dit is de achterkant. Hier is de deur. Sinds toen was ze niet meer gezien. Nog wel in het hoofd. Maar nu van dichtbij. Achter de deur waren de stralen, was het vergif voor in de arm. Hoe ze die plek in het lichaam vonden die getroffen moest worden, het bleef een raadsel. Er zijn geen mensen vandaag. De plek is leeg. Maar ze is er gewoon gebleven. Wat hier was, is gewoon doorgegaan al die tijd. Sommigen die hier binnen gingen hebben het gehaald, sommigen niet. Een van sommigen te zijn, en niet van die anderen. Het leek nodig die weg terug naar beneden nog eens te fietsen. Net als toen.

Het was nu, toen. Het vaststellen van de feiten. Nieuwe woorden leren gebruiken. Ze zo vaak zeggen tot ze geloofd werden door wie ze zei. Wat moest komen, zou komen. De koorts en het koude lichaam tijdens de zonsverduistering hadden alles in beweging gebracht.

En dat er gisteren een verduistering van de maan was. Alsof er iets zo moest zijn. De schaduw van de aarde verhinderde de reflectie van de zon. De aarde stond zichzelf in de weg. Er bleef minder maan over. Niet te zien, wel te vermoeden.

Gelukkig was de afdaling steeds na, en niet voor. Een keer was de berg te hoog.

Hoe het voelde en smaakte, hoe de dingen roken, bij de afdaling, het komt ineens weer terug.

En van al wat er daarna kwam. Het lijkt alsof zoveel zich niet meer laat herinneren. Al is dat misschien schijn. Maar de muziek is er nog. Die plaat die steeds weer opnieuw werd gedraaid. “If this were the last night of the world/ what would I do?/ what would I do that was different/ unless it was champagne with you” Wat toen was, heeft zich vermengd met dat lied. Het heeft de dingen in zich opgezogen, en daar zijn ze veilig. Wat aan herinneringen zou kunnen wegdrijven, zit daar. Alleen al luisteren is voldoende om te weten dat ze daar zijn. Ze hoeven niet ontgraven te worden. Het weten is genoeg.

Het is lang naar beneden. Het is goed de wind te voelen.

En ook nu nog gaan de dingen gewoon door. De stad lijkt een willoze toeschouwer. Was deze beweging, deze reis, er niet meer geweest, dan was de stad er nog even goed. Even lijkt het alsof alles wat hier is enkel onverschilligheid is. Daarna lijkt het beter zo. De muren zouden het niet aan kunnen. Ze laten zich herkennen door het leven. Zo weet je waar je moet fietsen. Zo weet je dat je opnieuw dezelfde weg zou kunnen nemen, en weer naar beneden gaan. Meer kun je van deze plek niet verwachten. Het is genoeg.

Hoe eer je het leven dat bij je bleef? Soms laat het zich niet weten.

Misschien is alleen deze reis genoeg. Het lichaam is ouder geworden, maar het beweegt. Bijna soepel. Je zou bijna de zwaartekracht weg kunnen denken. De zon raakt de huid voorzichtig aan. Ze is nog verborgen voor een deel. Misschien hoeft dat wel niet meer.

Wie er toen was, beweegt mee nu. Ze weten het niet, maar dat geeft niet.

“And look how far the light came/ look how far the light came/ look how far the light came/ to paint you this way”

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
En in het dal
wacht het leven, Jan.

.

Tricky zei

of begint het al op de berg?! dat leven bedoel ik?
of is het onderweg zijn al voldoende?
zoals de weg naar Ithaka...
tricky