01 oktober 2006

Die Kunst der Fuge

Een trage zondagochtend. Toch nog voor even. Voor ik weer moet vertrekken. En een ander ritme mij weer overneemt. Dat zorgt ervoor dat ik anders ga praten, anders ga bewegen. Maar nu nog even niet.

Nog even met mezelf alleen. Of toch niet helemaal. Er is vooral Die Kunst der Fuge op dit moment. Het laatste werk van J.S. Bach. De voorbije weken was er enige schroom om Bach in mijn leven te laten. Een beetje verlegen, misschien wel een beetje beschaamd. Ik wil er helemaal kunnen zijn als ik deze muziek toelaat in het huis.

Tussen twee zinnen door alleen maar luisteren laat de tranen al komen. Deze muziek is klein en groot tegelijk. Het is het tot het uiterste doorvoeren van de mogelijkheden van variatie op een thema. Zuiver abstract, alleen maar muziek. Hoe kun je alle bewegingen doen die er denkbaar zijn op één vierkante centimeter. Zo voelt het.

Al is het woord 'denkbaar' niet het juiste. Ik vraag me zo vaak af hoe je dit soort dingen denkt. Ik kan me voorstellen hoe je woorden bedenkt. Ik zie ze in mijn hoofd als ze komen. Ze zijn aan te raken. Als waren ze van materie. Misschien wel graniet. Maar geschikt voor alle gradaties van zachtheid. Dat is de mooie paradox van het woord.

Maar muziek? Hoe kun je die zien als ze ontstaat? Waar komt ze vandaan? Hoe dient ze zich aan?

Het voelt alsof Bach als persoon helemaal afwezig is, terwijl er alleen maar muziek overblijft. Je durft nauwelijks helemaal luisteren, omdat dit zo groot is. Groot zonder te overweldigen. Misschien is groots beter. In het luisteren kan ik de muziek wel zien. Elke nieuwe fuga in de rij is noodzakelijk. Is een plek geworden. Hoe mooi moet het zijn zo te kunnen verdwijnen.

Is het het seizoen, of is het de leeftijd? Ik voel hoe mijn lichaam zichzelf begint te herinneren. Trage pijn. Misschien is het gewoon de zondag. Het is een vertrouwd gevoel, hoe de pijn komt op zondag. Als een gast die even komt schuilen en dan weer de winderige straat op gaat.

De muziek van Bach vult mijn lichaam. De fuga nestelt zich in mijn rug. Daar waar ik elke wervel kan voelen, en zien. Daar beweegt de muziek. Zelfbewust, zonder in te palmen. Trots en bescheiden tegelijk. Als iemand die zacht spreekt, maar niet de behoefte voelt om te praten om gezien te worden. Alleen als het ertoe doet.

Je kunt Bach moeilijk denken zonder God. Misschien voelde hij zijn god in zijn oude lichaam. Misschien voelde hij zichzelf dichter bij die voor hem laatste plek komen in zijn muziek. Voor mij is er alleen de muziek. Af en toe doet ze me begrijpen wat het woord goddelijk zou kunnen betekenen. Of zou het woord zien beter zijn dan begrijpen?

Geen opmerkingen: