31 oktober 2006

Ziel

Ik denk al langer dat apparaten een ziel hebben. Volgens mij is die overtuiging er gekomen dankzij de telefoon. Als kind heb ik vaak erg lang nagedacht over het fenomeen telefoon. Meerbepaald zo’n telefoon met een schijf erop waarmee je het nummer moest draaien.

Het is zoals met het nummer van je bankkaart. Zolang je er niet over nadenkt, vergeet je het nooit. Zodra je erover begint na te denken, is het weg.

Zoiets had ik dus met die telefoon. Ik was altijd bang dat de telefoon mijn nummer zou vergeten. De cijfers stonden immers op de telefoon zelf, en niet op de draaischijf. Daarin zaten alleen gaatjes. Het was een raadsel voor mij hoe die telefoon dat nummer dat ik draaide kon onthouden. Want de schijf draaide weg van dat nummer, dat zelf netjes bleef staan op de telefoon. Er gebeurde iets magisch of iets ‘blinds’ in die telefoon. En zodra ik erover na begon te denken, dacht ik altijd dat ik niet ver genoeg gedraaid had of zo. Waardoor ik soms tot drie keer opnieuw begon, eer ik zeker was. En toch, zeker kon je nooit zijn.

Tot de telefoon met drukknoppen kwam. Dat gaf meteen een veiliger gevoel. Op de knop die voor de 2 stond, stond ook het cijfer 2. Zo kon de telefoon zich dus niet vergissen. (Telefoons uit die tijd hadden nog van die veilig grote toetsen, niet van die millimeterknopjes die nu op een gsm zitten…) Ik ging ervan uit dat deze vormgeving ook tot grotere rust binnen in de telefoon moest leiden. Het was dan ook gemakkelijker om tot een vertrouwensband met het apparaat te komen.
Volgens mij is een dergelijk vertrouwen echt nodig in de omgang met computers. Je moet er af en toe tegen praten (net als tegen een boom trouwens). Positieve vibrations naar de computer zijn beter voor een goede verstandhouding. Het is een wetenschappelijk bevestigd feit (op basis van onderzoek in minstens één kantoor) dat minder goede vibrations leiden tot minder smoothly werkende computers.

Je zou kunnen zeggen dat de man in mij hier op de voorgrond treedt. In de tijd voor de vrouwenemancipatie was het toch een overtuiging (volstrekt ongegrond natuurlijk) van de man des huizes dat de auto op een of andere manier het fingerspitzengefühl van de man in kwestie overnam. Als een soort etherische imprint nam het apparaat iets van die man over. En zodra zijn vrouw dan met de auto reed, was er volgens hem iets verstoord. De versnellingsbak reageerde als uit een veilige routine gewekt. Niets van dat alles bij mij natuurlijk. Ik heb dergelijke fantasieën enkel bij een nietjesmachine. (In dat geval ben ik er stiekem van overtuigd dat ik weet hoe het komt dat het apparaat bij mij nooit stuk gaat en bij een ander wel…)

Misschien is er toch een dieperliggende oorzaak die hier naar het voetlicht moet gebracht worden. Ik kan niet goed tegen dingen die stuk gaan. Om de zoveel avonden als ik ga slapen doet het simpele besef dat dat bed kan verslijten (en dan zwijg ik nog over het ergonomisch kussen) mij vervallen in diepe droefheid. Hoewel stoffen niet echt bij de categorie apparaten horen, is het daar niet anders. Toen ik gisterenavond lekker verse lakens op mijn bed legde, zag ik dat de dekbedovertrek aan het verslijten is. Hoe dat kan, ontgaat me nog steeds. Meer zelfs: dingen als een mooie dekbedovertrek (waarvan de hele levenscyclus als een verhaal in mijn hoofd zit) mogen niet verslijten.

Bij elk nieuw of oud apparaat in mijn huis overvalt me soms al een preventief verdriet. Ik herinner me nog hoe mijn oud gasfornuis ineens de geest gaf. (Het was, om eerlijk te zijn, een kroniek van een lang aangekondigde niet meer functionerende draaiknop, maar ik doe of ik me dat niet meer herinner.) Soms sta ik in de keuken naar mijn ijskast te kijken. Ik kreeg ze ooit van een vriend, die toen enkele huizen verder woonde. En dan word ik al bang voor het moment – dat zal zoals altijd een verkeerd moment zijn – waarop die ijskast ineens uitvalt. Ik zie het al voor me. Naar de winkel gaan om een nieuwe ijskast te bestellen, die dan thuis geleverd wordt. De oude ijskast nog vlug een extra poetsbeurt geven, want anders denkt de man van de ijskastenwinkel dat ik niet proper op mijn eigen ben. En al een antwoord klaar hebben voor als die man zegt: “Maar meneer toch, zo’n oude ijskast nog? Dat zie je toch bijna nooit meer.” Op dat moment zal ik even vertrouwenwekkend knipogen naar de ijskast. En de ijskast verlaat daarna met opgeheven hoofd het huis…

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Ik vrees het ergste voor je.
Nu ik een Google-account heb.

Ik hoop dat ik de rust van je woorden niet stoor.

Ach, je hebt iets met oude apparaten.
Misschien heb je dan ook wel mededogen,
met een jongetje van zesenzestig.

Als ik moe gespeeld ben,
kom ik hier even uitrusten.

Vandaag op het bankje van je ziel.

Uvi


PS.
Als deze reacties je zouden hinderen, zeg het mij dan.
En ik blijf wel met de lippen gesloten gewoon verder lezen.