29 oktober 2006

Het verhaal van het verhaal


Weer een merkwaardig bericht in de krant deze week. Het schrijven van een verhaal is beter voor de geestelijke gezondheid dan het schrijven van een gedicht. Ook dat is ondertussen onderzocht. Het uitgangspunt is dat het schrijven over emoties een helend effect kan hebben. En toch zijn mensen die van schrijven hun vak hebben gemaakt meer depressief dan anderen. Dichters, en dan nog vooral vrouwelijke dichters, zijn het slechtst af.

Er is dan verder onderzocht waar die paradox vandaan komt. Ik citeer uit het artikel in De Standaard. “Dichters zijn slecht af, omdat de vorm die zij gekozen hebben, vaak niet het waarschijnlijk belangrijkste therapeutische element van schrijven bevat: een sterk narratief eindproduct.” Daarna wordt uitgelegd dat een ervaring die is verwerkt tot een verhaal, met een begin, midden en slot, gemakkelijker kan worden opgeslagen in het geheugen. De Amerikanen zouden dat ‘closure’ noemen waarschijnlijk. Ongestructureerd schrijven kan de klachten doen toenemen. Dichters mogen nog altijd dichten, maar ze zouden zich daarnaast het best ook ‘narratief uiten’, via dagboeken, brieven of e-mails.

Via een omweg zegt dit onderzoek iets over de levensnoodzakelijkheid van verhalen. Het intense verlangen dat een klein kind kan hebben naar een verhaal, kan niet genoeg gekoesterd worden. Hoe mooi dat is. Zelfs al kent het kind het verhaal al letterlijk van buiten, het wil het telkens opnieuw horen. En zal je corrigeren als je hier of daar een zin anders zegt. Het is nog altijd een van de mooiste dingen die je als grote mens tegen een ander kan zeggen: vertel eens een verhaal.

De rust en onrust die gepaard kunnen gaan met een verhaal kennen we allemaal. Je leest een boek, en op een bepaald moment gaat het verhaal een akelige richting uit. In eerste instantie bekijk je dan de dikte van het nog resterende deel van het boek. Kan het nog goed komen in dat aantal bladzijden? Of – als je echt stout bent – je gaat heel even stiekem kijken op de voorlaatste bladzijde om te zien of de naam van dat ene personage waar je ondertussen verliefd op bent geworden er nog op voorkomt. (Dan kun je al hopen dat het toch nog goed komt.) Even later zit je (al dan niet met je dekentje) voor de televisie. Het wordt heel spannend of zo. Dan kun je ook snel even in de HUMO kijken hoe lang de film nog duurt. Zo weet je hoe lang je onrust nog zal duren.

Iets gelijkaardigs zou dus ook voor de schrijver gelden. Het gevoel van uitkijken naar het einde van het verhaal dat je aan het schrijven bent, ken ik wel. Eens het verhaal begonnen is, leidt het zichzelf. Je kunt proberen het een andere richting uit te sturen, maar dat lukt niet. Bij een gedicht ben je meer bezig met een soort autonome talige werkelijkheid. Je worstelt met elk woord. Het is als een muur waar je stenen uit haalt om er weer nieuwe in te schuiven. Waarom die steen daar wel past en daar niet, kan niemand je zeggen, en toch is het zo.

Zo bekeken klopt dat onderzoek dus misschien wel. En toch. Waar het niets over zegt, is het verlangen naar een verhaal of een gedicht dat je kunt voelen. Waarom wil iemand op het ene moment een verhaal maken en op het andere een gedicht? Hoe komt het dat je als je naar de dingen kijkt het idee van een verhaal zo oneindig veel moeilijker vindt? Op zo’n moment is een gedicht dat over een minuscule vierkante millimeter gaat al moeilijk genoeg. Hoe kan men het fysieke verlangen naar woorden beschrijven? En wat met de pijn die je kunt voelen als die woorden niet komen? Hoe kun je iets zeggen over de mengeling van genot en onmacht die je voelt tijdens het schrijven?

Vanuit mijn intuïtie heb ik altijd het gevoel gehad dat er meer moed nodig is om gedichten te maken dan om verhalen te schrijven. De dichter die ervoor kiest om van het dichten zijn of haar levenstaak te maken, waagt zich op een terrein waar de meesten van ons nooit zullen durven komen. Die dichter heeft misschien geen andere keuze dan te dichten.

Kunstwerken die je echt raken, hebben steeds iets van die pijn in zich. Kunst heeft te maken met op een bepaalde manier naar de dingen kijken. De eigen werkelijkheid die in de kunst ontstaat, zegt zo iets over de grotere werkelijkheid daarbuiten. Maar nooit in een één-op-één-verhouding. Uitdagend, ontsnappend, en verlangend tegelijk. Om dat punt te bereiken, neemt een kunstenaar risico’s. Die risico’s niet nemen is misschien wel nog gevaarlijker voor de geestelijke gezondheid.

Geen opmerkingen: