16 oktober 2006

Goed bestuur

In de na-discussies en –analyses over de lokale verkiezingen is er een element dat me een beetje begint te storen: het discours over het ‘goed bestuur’. Samengevat: wie goed bestuurt, gaat vooruit. Of ook: wie goed bestuurt, kan het extremisme tegenhouden. Of die stelling ook echt met de feiten klopt, moet nog maar bekeken worden. De manier hoe ze de voorbije dagen is gebruikt, is echter in een aantal opzichten wel zorgwekkend.

Deze stelling is op enkele dagen zo ‘onbetwistbaar’ geworden dat ze nu te pas en te onpas mag gebruikt worden blijkbaar om allerlei dingen te zeggen of te insinueren die toch op zijn zachtst gezegd bediscussieerbaar zijn. Vooral de manier waarop de stelling wordt omgekeerd, is echt problematisch. In de woorden van de volleerde machtspolitici wordt dat dan iets als: wie nu nog altijd kritiek zou hebben op goed bestuur, is slecht bezig en is vooral gevaarlijk. Of nog cynischer en macho kan ook: als ondanks het goed bestuur het VB toch nog vooruit gaat, dan is dat de schuld van de oppositie.

Eigenlijk krijgen alle politici – van welke partij ze ook zijn – die om allerlei redenen in de oppositie zijn terechtgekomen als boodschap: houd uw bek. De legitimiteit van het oppositievoeren op zich wordt blijkbaar in vraag gesteld. En onder het mom van de strijd tegen extreemrechts wordt ook het feit dat er op ‘goed bestuur’ kritiek mogelijk zou zijn van tafel geveegd. Zo van: wie nu nog altijd zou doorgaan met kritiek geven, die draagt alleen maar bij tot de verzuring, en spreidt dus het bedje van het VB.

Wat een onzin! Ik ben het ermee eens dat alle partijen er goed over moeten nadenken hoe ze aan politiek doen, en in welke stijl ze discussiëren over hun meningsverschillen. Gewoon schelden om te schelden heeft geen zin. Mensen persoonlijk aanvallen of kleineren is vooral onbeleefd. Uitspraken als “je moet daar maar tegen kunnen” zijn nonsens. Maar op een correcte en duidelijke manier van mening verschillen, dat moet wel kunnen. Als er een te harde of polariserende stijl is, dan kan dat trouwens ook aan de meerderheid liggen. Zou het denkbaar kunnen zijn dat b.v. een burgemeester permanent kiest voor een negatieve stijl in de omgang met de politieke partners, en dat dat bijdraagt tot een confronterende politieke cultuur? Het is wel al te gemakkelijk alle verantwoordelijkheid bij de oppositie te leggen, of bij sommige meerderheidspartners waar men liever van af zou zijn.

Meer ten gronde versterkt het verhaal over ‘goed bestuur’ ook een opvatting als zou besturen gewoon een ‘technische’ kwestie zijn, en niet een politieke. Besturen wordt dan enkel nog een vorm van management, en de vooronderstellingen daarvan mogen niet meer in vraag gesteld worden. Dat is een erg gevaarlijke opvatting. Of je in een maatschappij meer of minder rechtvaardigheid toelaat, is een keuze. Of je wel of niet in je huidig mobiliteitsbeleid de uitdagingen van de toekomst inrekent door meer of minder te proberen de luchtvervuiling te verminderen, is een keuze.

En die keuzes, dat is nu net de essentie van de politieke democratie. In een democratie bestaat ‘de’ waarheid niet. Democratie is een georganiseerd meningsverschil, op vreedzame wijze. Partijen horen partijdig te zijn. Als in een soort theater voeren ze de verschillende kanten van een probleem, en de verschillende zienswijzen om dat op te lossen op. Zo kan de burger begrijpen wat er op het spel staat. In de confrontatie tussen partijdige partijen, in de discussie tussen meerderheid en oppositie kan een tot dan toe verdrongen of miskende kant van de waarheid duidelijk worden. Zo kwamen b.v. de achterstelling van de arbeiders of het milieuprobleem stap voor stap op de agenda. Politieke strijd gaat over de agenda van wat politiek relevant is en wat niet.

Het ook al groeiend pleidooi voor zogenaamde ‘afspiegelingscoalities’ kan op dezelfde manier gevaarlijk zijn. Ze gaan uit van een idee dat een beetje lijkt op een eenpartijstaat. In de schoot van de ene partij zouden dan toch alle strekkingen aan bod kunnen komen, en dat zou moeten volstaan. Het is een gevaarlijke gedachte. Macht kan en mag maar bestaan als er een tegenmacht is. En hoe we dat organiseren, is de verantwoordelijkheid van alle partijen, of ze nu in de meerderheid zitten of niet. Als partijen hun partijdigheid proberen te ontwijken door pleidooien voor een soort neutraal of enkel op consensus gericht goed bestuur, dan ondermijnen ze enkele levensbelangrijke pijlers van een levende democratie.

Geen opmerkingen: