07 oktober 2006

Ik ben er nog



Een stil moment in het huis. Na iets, en ook voor iets. Hopelijk is er nu niemand die belt, niemand die langs wil komen. Ik ben moe en wil nu in dit tussenmoment alleen maar alleen zijn. En wachten, terwijl de avond valt. Soms kan het licht geluid maken, maar nu lijkt het heel stil. De wind is ook weg.

Misschien is er één iemand met wie ik nu zou willen praten. Maar hij is er niet meer. De voorbije dagen kwam hij vaak in mijn hoofd. Enkele jaren geleden besloot hij het leven te verlaten. Hoewel het misschien zo niet bedoeld was, waren we vrienden geworden. Dat denk ik toch. Al weet ik nog steeds niet goed of 'vriend' het juiste woord is.

Het was op den duur al lang niet meer zo duidelijk wie nu het meeste sprak, en wie naar wie luisterde. Ik vertelde graag mijn moeilijke verhalen aan hem. Hij wist wanneer iets al of niet belangrijk was. En kende de code van mijn woorden. Hij kon zo mooi "het komt wel goed" zeggen. En hoewel ik wist dat hij dat zou zeggen, geloofde ik hem altijd.

Als hij sprak, was ik altijd een beetje verlegen. Onze verhalen gingen steeds meer over iets als waarachtigheid in een wereld die een andere richting leek uit te gaan. Ik kon me voorstellen dat we dat nog lang zouden doen.

Hij was de man die me bij het leven hield, en koos uiteindelijk zelf niet meer voor het leven. Ik had iets willen kunnen doen. Iets teruggeven van dat leven. Al jaren had ik me ingebeeld hoe het zou zijn om hem te kunnen vertellen dat ik genezen was van de ziekte die hij van zo dichtbij bij me gevolgd had. Het is net niet gelukt.

Af en toe ga ik even naar zijn graf. En dan praat ik met hem, heel stilletjes. Dan zie ik hem, als was het aan de andere kant van het glas. Hij kijkt me aan en lijkt te zeggen: "Ik ben waar ik wilde zijn." Ik glimlach maar aarzel een beetje. Soms denk ik dat hij alleen niet meer hier wilde zijn, maar daarom nog niet daar. Er blijft iets rusteloos in zijn ogen. Maar het glas blijft tussen ons. Hij heeft een mooi plekje om te liggen. De dagen na zijn begrafenis spookte het door mijn hoofd dat hij het daar alleen in dat graf zo koud zou hebben. Nu is het gewoon rustig daar.

De voorbije weken was het een snel leven. Sneller dan het ritme waar mijn adem terechtkomt als de tijd gewoon rivier kan zijn. Even aan de oever naar de rivier kijken, dat had ik zo graag met hem gedaan. We zouden praten over waarden, over cynisme en hoe het te vermijden, over wat je op wilt geven om al die andere dingen waarnaar je zo verlangt vooral niet te moeten opgeven, over hoe je functioneert in een wereld die door andere drijfveren wordt aangestuurd dan de jouwe. Dingen die je traag en stilletjes moet kunnen zeggen. Met hem zou het veilig voelen.

En dan zou ik hem misschien toch zeggen hoe veel hij was in mijn leven. Heel voorzichtig zou ik hopen dat dat hem een beetje meer aan deze kant van de lijn zou hebben gehouden. Nog steeds verlegen waarschijnlijk, maar misschien zou ik het wel durven. En het ultieme zou zijn: samen zwijgen en naar de herfst kijken.

Vaak hoefde ik hem niet te zien. Alleen al weten dat hij daar was, was soms genoeg. Ik mis hem nog elke dag.

Geen opmerkingen: