02 november 2006
De goede koop
In de krant (DM) lees ik vandaag de volgende titel “Kwart jonge consumenten kiest voor groene producten”. Woew, dat klinkt al goed. Verderop in het artikel komt er al een nuancering: “De jonge consumenten zijn bereid hun koopgedrag aan te passen, op voorwaarde dat ze niet meer moeten betalen.” Wie het volledig artikel in de economiekatern leest, merkt dat het meer gaat over groene campagnestrategieën van bedrijven. Groene producten zijn een middel om klanten te behouden of te verwerven. Er wordt dan verwezen naar het verwachte succes van de Levi’s Eco Jeans. Jongeren zouden wel als voorwaarde stellen dat het niet mag gaan over “geitenwollensokkenproducten”.
Wat te denken van zo’n bericht? Dit is goed nieuws, en tegelijk misschien ook niet. Consumptie staat zo centraal in onze hedendaagse manier van leven en ons identiteitsgevoel dat de omgang daarmee bepalend zal zijn voor een toekomstgerichte ecologische strategie. Maar het is niet omdat groene producten sexy worden, dat er ook echt een groot effect zal zijn. Er is de voorbije jaren toch al wat onderzoek gedaan naar het onderscheid tussen ecologisch besef en ecologisch handelen. Het een leidt namelijk niet noodzakelijk tot het andere.
Het is dus niet omdat mensen zeggen dat ze groene producten willen kopen dat ze het ook doen. Een van de redenen is dat mensen een ‘sociaal dilemma’ ervaren. Zo is het voor de meeste mensen moeilijk in te schatten dat iets wat op korte termijn iets moeilijker of duurder is op langere termijn net heel interessant kan zijn. Dat ervaren veel mensen al als ze keuzes moeten maken op het vlak van energie in hun huis. Het dilemma zit er ook in dat mensen het idee hebben dat zij het misschien wel willen doen, maar hun buren niet, waardoor het eigenlijk geen effect heeft.
Hoe gaan we het best om met die dilemma’s? Het feit dat groen consumeren ook sexy kan zijn, is zeker te gebruiken. Er is geen reden om te denken dat duurzame of eerlijke producten saai of stoffig of van slechte kwaliteit moeten zijn. Dat hebben de wereldwinkels of de bioshops de voorbije 15 jaar goed begrepen. Producten van Max Havelaar moeten dus ook verkocht worden in de supermarkt. Een bedrijf als Ecover heeft dat al lang door.
Tegelijk is er nood aan een veel sterkere groene consumptiepolitiek vanuit de overheid. Die overheid moet het sociaal dilemma van de consument mee kunnen oplossen. Deze discussie mag niet zomaar worden doorgeschoven naar het individuele geweten van afzonderlijke groene meisjes en jongens. Via een sterkere sturende politiek kan de overheid per productgroep op allerlei manieren stimuleren dat het beste product alle kansen krijgt. En door op grote schaal het goede voorbeeld te geven, voelen burgers zich niet alleen gelaten in hun sociaal dilemma. Uit onderzoek blijkt dat er zeker draagvlak is bij burgers voor een dergelijke rol van de overheid. In de internationale milieubeweging is men op zoek naar nieuwe strategieën. De Britse overheid heeft dit al goed begrepen, wat blijkt uit een boeiend rapport over groen consumeren.
Er ligt dus een enorme opportuniteit in de potentiële groene consumenten. En tegelijk is er een risico. Dat bestaat erin dat velen denken (of hopen) dat via een sexy groene consumptiestrategie alle morele vragen kunnen vermeden worden. Of anders gezegd: als we maar gewoon groener consumeren, hoeven we verder helemaal niets aan onze levensstijl te veranderen. Was het maar zo… Eigenlijk weet iedereen dat dat niet zo is.
Als het voltallig Belgisch autopark van vandaag op morgen zou overschakelen op hybride technologie, dan is dat zeker een grote milieuwinst. Maar dat blijft enkel winst als het totaal aantal autoverplaatsingen dan ook niet meer stijgt. Die discussie kun je niet uit de weg gaan.
Natuurlijk willen mensen liever niet dat bioproducten duur zijn. Maar misschien moet ook de vraag gesteld worden of sommige (industrieel geproduceerde) voedingsproducten niet te ‘goedkoop’ zijn. Is het wel een goede zaak dat het aandeel van voeding in het gezinsbudget stelselmatig achteruit gaat?
Bestaat er wel iets als een individueel mensenrecht op consumptie? In de klimaatdiscussie wordt dat meer en meer duidelijk. Het enige rechtvaardige systeem zou erin bestaan dat – na mondiale vastlegging van het duurzaam niveau aan uitstoot van broeikasgassen – dat niveau wordt verdeeld per hoofd. Een inwoner van Senegal zou dan evenveel uitstootrecht krijgen als iemand uit België. De huidige klimaatregeling gaat in de feiten uit van een soort ‘historisch’ recht, waardoor de ecologische gulzigheid van de wereldwijde consumentenklasse wordt gelegitimeerd.
Een boeiende discussie is die over het luchtverkeer. Meer en meer vluchten kun je ‘compenseren’, via fondsen die dan aan de andere kant van de wereld bomen gaan planten of zo. Er is nog erg veel discussie of dat technisch wel klopt. Maar vanuit rechtvaardigheidsstandpunt is er een groter probleem. Door op grote schaal bomen te planten in het Zuiden (voor een fenomeen dat vooral door het Noorden wordt veroorzaakt) leggen we opnieuw beslag op grond en ontwikkelingsmogelijkheden in het Zuiden. Door zo’n compensatie gaan we ook de vraag uit de weg naar ons aantal vluchten. (Een opiniemaker als George Monbiot gaat in zijn recente boek volop deze discussie aan.)
Stel dat je het wereldwijd nog toe te laten vluchten op 100 eenheden vaststelt. Als de minderheid van rijke consumenten daar 85 van inneemt (zogenaamd gecompenseerd) dan blijven er nog altijd maar 15 over voor de meerderheid van de mensen. En dat is niet eerlijk.
Denken dat we de fundamentele rechtvaardigheidsvraagstukken achter onze gangbare consumptiestijl uit de weg kunnen gaan, is een gevaarlijke illusie. Een verkeerd soort groene marketing kan er zelfs toe leiden dat het nog moeilijker wordt om vragen te stellen over de inhoud van het begrip kwaliteit van leven. Denken dat we de planeet redden door op geen enkele manier ooit van iets ‘minder’ te doen is zelfbedrog.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten